Het leek bij mijn zus of haar hoofd los stond van de rest van haar lichaam, alsof er geen contact of connectie tussen beide was, alsof ze haar uitgehongerde lichaam niet voelde, alsof het twee aparte modaliteiten waren die onafhankelijk van elkaar functioneerden.
Ik kan het haar niet meer vragen. Het is alsof ik het nu pas inzie, nu, wanneer het te laat is. Maar alles lijkt op iets dergelijks te wijzen. Hoe kan het anders dat iemand met een gewicht van amper 27 kg geen honger voelt, vaak niet echt beseft dat ze eten nodig heeft? Leed mijn zus aan alexithymie en wat heeft alexithymie met natuurcontact te maken?
Benieuwd naar wat alexithymie juist is en wat de link is met trauma, eetstoornissen en natuur? Benieuwd naar waarom ik in dit kader pleit voor meer natuurcontact, in het bijzonder in de psychiatrie, lees dan hier gauw verder.
In een boek van de wetenschapsjournalist James Nestor ontdekte ik dat je, om kalm te worden, het best door je linkerneusgat in en uit kan ademen Daardoor activeer je volgens Nestor de rechterhersenhelft en het parasympatische zenuwstelsel. Dit zal je bloeddruk laten zakken, je hartslag vertragen en de aanmaak van stresshormonen verminderen. Het resultaat is dat je rustiger wordt.
Deze ademhalingstechniek (traag – bijvoorbeeld 4 tellen in en 6 tellen uit – door je linkerneusgat in- en uitademen) kan je best uitvoeren in de buurt van bomen die kalmerende fytoncides (vluchtige geurstoffen) verspreiden. Ik denk dan aan bepaalde sparren, dennen en ceders. Trek bij voorkeur op een warme, zonnige dag het bos in voor een sessie linkerneusgat ademen; er zijn bij hogere omgevingstemperaturen namelijk meer fytoncides in de lucht aanwezig. Waar wacht je nog op? Doe je wandelschoenen aan, ga het bos in op zoek naar een geschikte heerlijk geurende (naald)boom en test het zelf maar eens uit (als je fysiek het uiteraard toelaat om op deze manier te ademen).
Zijn de woorden van Luther Burbank uit 1922 herkenbaar? Bij mij laten ze alleszins een belletje rinkelen. Wat heeft die Burbank dan wel gezegd vraag je jezelf nu waarschijnlijk af. Wel, hij zei ooit: “… iemand kan een plant planten, er goed voor zorgen en de plant kwijnt weg. Maar met dezelfde fysieke verzorging kan een ander diezelfde plant gezond en weelderig maken. Het geheim is … liefde.”
Bij het lezen van deze woorden dacht ik: “Misschien moet ik mijn appelsienboompje toch wat meer liefde geven”. Want ik moet toegeven dat ik, toen ik hem kreeg, eerst wat slechtgezind op hem was. Hij was zo kolossoaal in mijn o zo kleine interieur. Waar moest ik die plant in godsnaam nog ergens zetten. Enfin, je vraagt jezelf af – als de woorden van Burbank tenminste waar zijn – hoe kan een plant op liefde reageren als hij niet zou denken en voelen? Met boeken als die van Mancuso, Wohlleben en Gagliano zijn we stilletjes aan gaan inzien dat de kans bestaat dat planten wel degelijk kunnen ‘denken’ en met elkaar in verbinding staan. Waarschijnlijk niet op dezelfde manier zoals de mens dat doet, maar bijvoorbeeld met een soort van cellulair bewustzijn waardoor ze kunnen ‘afstemmen’ op en in verbinding kunnen staan met alle vormen van leven waaronder andere planten, mensen en dieren. Want ja, het ziet ernaar uit dat planten veel gevoeliger en ‘emotioneler’ zijn dan we vroeger dachten.
Kunnen planten voelen? Dat is dus de vraag. Omdat planten geen zenuwstelsel hebben zoals het onze beschouwt de wetenschappelijke wereld plantperceptie veelal als een pseudowetenschap. Maar zouden planten niet kunnen voelen en reageren op de omgeving via andere dingen dan het klassieke zenuwstelsel zoals chemische, elektrische en andere stimuli? Zin in wat straf leesvoer over planten, emoties, garnalen, leugendetectoren en het herkennen van een moordenaar? Klik dan hier voor wat – ik geef het toe – eerder controversiële en wetenschappelijk minder betrouwbare experimenten over plantengevoelens die wel wat stof tot nadenken bieden.
Volgens de 3-30-300 regel moet je bijvoorbeeld vanuit je woning zicht hebben op minstens 3 bomen.
Om te kijken of je voldoende van het zogenaamde ‘groene’ medicijn binnenkrijgt als je in een stedelijk gebied woont, stelt de Nederlandse onderzoeker Cecil Konijnendijk de 3-30-300 regel voor. Als jouw leefomgeving aan deze regel voldoet zou je dagelijks de ideale dosis natuur kunnen opnemen.
Elke omgeving, stad of context is dan wel anders, toch hebben mensen nood aan eenvoudige, gemakkelijk te onthouden algemene richtlijnen zoals de 3-30-300 regel. Daarom is het niet verwonderlijk dat deze regel al door vele steden en gemeenten overgenomen werd. Maar is de regel wel alles zaligmakend en wat houdt hij juist in? Benieuwd naar meer? Lees dan hier verder.
Een magisch groen plekje dichtbij mij thuis dat je via de groenzoeker kan terugvinden.
Hoe kan je goede toegankelijke groene plekjes vinden in jouw buurt, tenminste als je in de provincie Antwerpen te België woont? Aha, via de groenzoeker van de provincie Antwerpen natuurlijk. Al ooit van gehoord. Nee? Probeer hem dan eens uit, want zo kan jij misschien nieuwe stukjes groen ontdekken vlakbij huis.
De tool is niet alleen handig voor particulieren, maar bijvoorbeeld ook voor mensen uit het onderwijs die natuur willen inzetten of voor mensen uit de gezondheidssector die natuur willen gebruiken of voorschrijven als aanvullende of complementaire therapie bovenop een klassieke behandeling.
Wat vind je zoal op de groenzoeker? Parken, bossen, recreatiedomeinen, speelplekken, speelzones, vogelkijkhutten, vogelkijkwanden, hondenloopzones, forten, uitkijktorens, vogelkijkhotspots, wandellussen, fietslussen, mountainbikelussen, zitbanken, picknicktafels, toiletten, laadpunten voor de fiets, drinkfonteinen, eet- en drinkgelegenheden, parkings, bushaltes, treinstations, veerdiensten…
De groenzoeker wordt bovendien steeds aangepast en uitgebreid. Nieuw is bijvoorbeeld de optie om te selecteren op buitenleerplekken of om te kijken welke vogelsoorten er recent werden waargenomen in een bepaald gebied, vogelkijkhut of vogelkijkhotspot.
Dringend tijd dus om te exploreren hoe groot de “achtertuin” van de Antwerpenaar wel niet is!
Boeken van mijn ‘helden uit de psychiatrie’ zoals Dirk De Wachter zijn leesvoer dat ik echt koester. Zo ook het laatste boek van De Wachter Vertroostingen: Gewone woorden van Dirk De Wachter.
Er stonden in dit werk verschillende passages over wat hij aanduidt als ‘het kleine goede’. Passages die me meteen naar de keel grepen en waarbij ik linken zag naar iets waarover ik zelf een boek schreef: bloemen, des fleurs, flowers. Want jawel, bloemen die doen een mens, net als ‘het kleine goede’, goed. Een bloemetje geschonken vanuit een gebaar van vriendelijkheid, zomaar, dat doet deugd, biedt troost. Het laat zien dat we in de ogen van de ander bestaan. En laat nu net dat één van de basisbehoeften zijn van ons mens-zijn; zien en gezien worden. De idee hebben dat we ertoe doen, dat we niet onopgemerkt zijn gebleven. Benieuwd naar meer. Lees dan hier verder.
Daar ben ik weer met mijn magische boek. Ditmaal een boek over de darm-breinconnectie van de Zwitserse arts en hoogleraar psychiatrie en psychotherapie Dr. Gregor Hasler. Mijn man nam het voor mij mee uit mijn geliefde bibliotheek.
Ik bladerde er eerst door en meteen kwam ik een interessant hoofdstuk tegen. Een hoofdstuk in verband met het microbioom. En jawel, het is daaruit dat ik jullie graag wat meer wil vertellen. Waarom? Omdat ik er informatie in terug vond over milieuvervuiling en het effect ervan op onze darmen en ons fysiek en psychisch welzijn. Met andere woorden iets wat past binnen het thema dat mij zo nauw aan het hart ligt; natuur & gezondheid.
Hokusai (1760-1849) ‘de goudvink tussen de kersenbloesem’, bron Wikimedia Commons
Uit onderzoek blijkt dat alleen al het kijken naar natuur een positief effect kan uitoefenen op onze gezondheid. Positief in de zin van bijvoorbeeld het verminderen van stress. Vandaar dat het bewonderen van kunst met natuur helend kan werken. Handig voor mensen die omwille van bijvoorbeeld een ziekte bedlegerig zijn en niet naar buiten kunnen om de echte natuurpracht – zoals in deze tijd van het jaar de weelderige bloesems – te bewonderen.
We beseffen maar al te goed dat, wanneer iemand ziek is, zijn of haar herstel bespoedigd kan worden door rust, ontspanning en het koesteren van hoop en dat ziekte gepaard kan gaan met aanvaarding van imperfectie en verlies. Vandaar dat ik denk dat een kunstwerk zoals ‘de goudvink tussen de kersenbloesem’ van Hokusai een mooie illustratie is van een herstellende bloemenafbeelding. Een afbeelding die je kan gebruiken om herstel te bevorderen. Waarom?
Wel, het kijken naar deze afbeelding zal, vermits ze natuur bevat, sowieso voor ontspanning kunnen zorgen wat op haar beurt het genezingsproces ten goede zal komen. Daarnaast staat de bloesem, die je erop kan zien, symbool voor de lente; een seizoen dat het teken is van een nieuw begin, van groei en dus van hoop.
Echter, de kersenbloesem die je op deze tekening kan bewonderen, heeft in Japan nog een speciale bijkomende betekenis. Daar associeert men deze zogenaamde Sakura met het leven en met datgene wat we niet in de hand hebben. En laat het nu net deze dingen zijn waar mensen die ziek zijn maar al te vaak mee zitten. Zo kampen zij dikwijls met onzekerheid en met verlies; verlies van een ledemaat, een borst, onzekerheid over de mogelijkheid om hun leven verder te zetten zoals ze het gewoon waren… Ze moeten in zo’n geval leren om afscheid te nemen van het oude en net als het komen van de lente aan een nieuw hoofdstuk in hun leven beginnen.
Verder straalt de kersenbloesem, naar analogie met het echte leven, tegelijkertijd schoonheid en kwetsbaarheid uit. Deze bloesem herinnert ons eraan hoe kort en kostbaar het leven wel niet is. Iets wat mensen die geconfronteerd worden met ziekte vaak heel scherp ervaren. Vandaar dat je ‘de goudvink tussen de kersenbloesem’ van Hokusai als een spirituele afbeelding kan beschouwen. Eentje die een thema aansnijdt waar mensen die ziek zijn troost uit kunnen putten.
En surplus schenkt deze tekening, naast zijn symboliek, qua kleurgebruik en opbouw, de nodige portie genezende rust. Beeld je maar eens in dat jij die vrije vogel bent die daar in het zonnetje zit te genieten van een heerlijk uitzicht op een o zo prachtige, zachtroze zee van delicate bloemetjes die afsteken tegenover een rustgevende blauwe achtergrond. Heerlijk toch?
Abez, een van de twee (therapie)hondjes die mijn zus me heeft nagelaten.
Het magazine van het werk van mijn man (een universitair ziekenhuis) is in de brievenbus gevallen. Ik haal het eruit en blader erdoor. Een foto van een hond op een van de bladzijden springt in het oog. “Beestige nieuwe stagiair” kopt het artikel. Interessant! Ik lees verder: “Het is bewezen: honden hebben een positief effect op het welzijn van patiënten met psychische problemen”. Ja, dat is waar, denk ik bij mezelf. Toen ik als 18-jarige naar de universiteit ging, koos ik aanvankelijk voor de opleiding diergeneeskunde. Als kind had ik namelijk een bijzondere band met dieren. Dieren namen zo’n belangrijke plek in mijn leven in. Het was alsof ik de paarden en honden bij ons thuis beter begreep dan de mensen om me heen en omgekeerd dat zij mij soms beter begrepen dan mijn soortgenoten.
Echter na enkele weken unief constateerde ik dat het beeld dat ik van een dierenarts had veel te romantisch was en niet overeenstemde met wat een dierenarts moet doen in de realiteit. Ik besloot mijn jaar nog te redden en onmiddellijk over te stappen naar een andere studierichting; psychologie. Dit lag me meer en ik slaagde er gelukkig in om er voor alle vakken door te zijn. Toch bleef de droom om iets met dieren of met natuur te doen aan mij knagen. Het gevoel hoe belangrijk dieren en natuur voor mij en ook voor anderen zijn, welke belangrijke impact ze op ons fysiek en mentaal welzijn hebben, is er altijd al geweest.
Hoe immens groot deze impact wel niet kon zijn ontdekte ik pas echt toen mijn zusje een eetstoornis kreeg en jarenlang op het randje van de dood leefde.
Mijn zusje, die het zo lang mentaal en fysiek erg moeilijk heeft gehad, werd voor mij het levende bewijs van het belang van natuur en zeker het belang van dieren voor ons welzijn. Vanaf de dag dat ze een hond in huis haalde ging het beter met haar. Tien jaar lang zorgde ze voor zichzelf en is ze niet meer in het ziekenhuis beland. Dat was voor ons als familie moeilijk te geloven gezien haar voorgeschiedenis.
Honden gaven de nodige structuur aan haar leven. Honden zetten haar aan om elke dag naar buiten te gaan en sociaal contact te maken. Honden zorgden ervoor dat ze iets had om te knuffelen en te aaien wat wellicht stoffen bij haar vrijmaakte zoals oxytocine. Een stof die waarschijnlijk haar angsten verminderde en haar een goed gevoel gaf. Honden waren iets om te verzorgen, om liefde te geven en liefde van te ontvangen. Wat een verschil met haar pre-honden tijdperk. Een periode waarin ze van het ene ziekenhuis naar het andere ziekenhuis ging. Hartfalen, hersenbloeding, tbc…
Nu zitten haar twee kleine hondjes naast mij. Jawel, terwijl ik dit artikel aan het schrijven ben. En ook voor mij zijn ze een remedie, een soort van “Prozacjes” (een geneesmiddel dat angsten zou verminderen en de stemming zou verbeteren). Deze “stukjes natuur” helpen dit keer niet haar, maar mij. Ik, nu ik het psychisch moeilijk heb, moeilijk met het verwerken van haar dood. Want “stukjes natuur”, dat zijn het zeker en vast. Vandaar dat de vele voordelen, die men uit onderzoek naar het effect van natuur op onze gezondheid kan afleiden, evengoed van toepassing zijn op het contact met dieren. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het verminderen van angst, het verbeteren van onze stemming, het tegengaan van eenzaamheid, het boosten van onze immuniteit en het gezonder maken van ons microbioom. Over dat laatste valt trouwens nog wat te zeggen; contact met dieren verhoogt de kans op een gevarieerder en dus een gezonder microbioom. En het microbioom – in het bijzonder dat van de huid en de darm – is een van de sleutels tot een psychisch en fysiek gezondere mens. Vooral – zo blijkt uit onderzoek – een hond in huis, betekent een boost voor ons microbioom. De hond neemt via zijn vacht heel wat micro-organismen, waaronder een hoop goede micro-organismen of zogenaamde “old friends”, mee naar binnen. Wie nu denkt, bah wat vies zo’n harige vuile viervoeter in huis, die moet weten dat té proper zijn niet altijd voordelen biedt en in bepaalde gevallen zelfs de kans op gezondheidsproblemen zoals allergieën doet toenemen.
Om een lang verhaal kort te maken; wil je meer contact maken met natuur om je gezondheid te verbeteren, maak dan niet alleen contact met bomen, planten en bloemen, maar vergeet het contact met andere zoogdieren zeker niet. Dat een labrador stage mag doen als therapiehond op een afdeling voor angst-, dwang- en stemmingsstoornissen lijkt mij in deze context dus een ontzettend goed idee. Dergelijke initiatieven verdienen een applaus, want ik ben er zeker van dat de bruine hond die ik nu zie op de foto vele patiënten, bezoekers en personeelsleden net dat extra duwtje in de rug gaat geven.