Klimaattuin of buurtgroen als natuurparadijs? 

Er gaat niets boven een eigen klimaattuin als natuurparadijs 

Is de Belg te vinden voor een meer natuurlijke omgeving? Hoe groot ervaart hij de nood hieraan?  

Algemeen, en dat zijn straffe cijfers gecommuniceerd via Matexi, is vijfentachtig procent van de Belgen reeds tevreden over het beschikbare buurtgroen. Bij mensen die zelf geen tuin of terras bezitten is dat percentage slechts negenenzestig procent; wat impliceert dat de tuinbezitter zijn tuin als zeer waardevol buurtgroen beschouwt. Dat is tegen verwachting een heel positieve analyse. 

+ 85% van de tuinbezitters tevreden over het buurtgroen

Uit de bevraging blijkt verder dat mensen die op het platteland wonen, en dus meer groen in de directe omgeving hebben, minder nood schijnen te hebben aan een uitstap naar een buurtpark. Tweeëndertig procent van de stedelingen bezoekt ter verkoeling wel een buurtpark, terwijl slechts elf komma zes procent van de plattelandsbewoners datzelfde doen. Logisch? Misschien? Bewoners van het platteland worden automatisch veel meer geconfronteerd met groen. De stad is eerder grijs, en de weinige surrogaatnatuur die je daar ziet oogt doorgaans vuil of minder gezond.  Dit is bijvoorbeeld biofobe natuur die minder tot geen voordelen voor jouw gezondheid biedt en je eerder een slecht gevoel geeft. Biofoob, dat is het omgekeerde van biofiel. Biofilie dat is eenvoudig verwoord de liefde voor het levende natuur. Het gaat dan uitsluitend over natuur die ons aanspreekt, tot rust stemt, waarin we ons veilig wanen en waarvoor we bewondering voelen.  

Natuurcontactstoornis in de stad

Wonen in de grijze stad is doorgaans heel wat belastender voor ons lichaam dan wonen in een groene omgeving. De wetenschap is duidelijk; uit onderzoek blijkt dat kiezen voor de stad als habitat een grotere kans op ziekte en depressie geeft. De stadbewoner overlijdt bovendien gemiddeld vroeger dan de plattelandsbewoner. Of dat uitsluitend het gevolg is van het ontbreken van diverse voordelen van natuur kan niet zomaar worden gesteld, maar volgens diverse onderzoeken zal groen alleszins een bijdrage leveren om heel wat negatieve welvaartseffecten te verminderen. Met deze kennis in het achterhoofd is dan ook logisch dat, zo blijkt uit de bevraging van Matexi, eenendertig procent van de stedelingen intuïtief zoekt naar verkoeling in het groen. Dat is bijna één op drie. In Brussel is dat zelfs zesendertig procent. Meer dan een derde van de bevolking van het hoofdstedelijk gewest trekt met andere woorden voor verkoeling naar buurtparkjes. 

Is dat per definitie gezonde natuur of wilde natuur? Nee, in de meeste gevallen moeten bezoekers zich tevreden stellen met surrogaatnatuur tot ongezonde zelfs biofobe natuur. Een noodzakelijk kwaad gezien de kwaliteit van natuur in de stad. Zolang een buurtparkje contact met natuur faciliteert is het echter beter dan niets. Tenzij, en die kanttekening is belangrijk, het kwetsbare personen zijn wiens ziektebeeld zoals een psychische of sociale stoornis, door ‘een foute inrichting van de omgeving’ verslechtert. Voor dit laatste moeten we echt waakzaam blijven.    

Dat er nog veel werk aan de winkel is voor stads- en groenontwerpers is duidelijk. Een perfecte illustratie hiervan is het feit dat slechts eenendertig procent van de Belgen zonder een eigen tuin of terras meer publiek buurtgroen wil. Opmerkelijk? Of is dit een logisch gevolg van de povere kwaliteit van het huidige buurtgroen? Wat er exact speelt is niet honderd procent duidelijk, maar we kunnen wel afleiden dat negenenzestig procent van de bevraagden alleszins te weinig bewust aanvoelt dat een toename van publiek buurtgroen van grotere collectieve waarde kan zijn en bovendien indirect persoonlijke gezondheidsvoordelen oplevert. 

Gelukkig trekt een minderheid van tweeëndertig komma twee procent van de stadbewoners wel naar het park. Zou voor deze lieden de schaarste aan stedelijk groen hier iets mee te maken hebben? Volgens een hypothese van Richard Louv, schrijver van ‘Het laatste kind in het bos’ kan je stellen dat bepaalde stadbewoners te kampen hebben met een natuurtekortstoornis. Dat betekent kort door de bocht te weinig natuur binnen handbereik. ‘Omgevingspsychologe’ Sara Adriaensen spreekt liever over een natuurcontactstoornis. In de stad is er volgens haar een grotere kans op verminderd contact met natuur en dus met jezelf, de anderen en de levende omgeving. Dit bijvoorbeeld ten gevolge van minder toegankelijke natuur, tot het ontbreken ervan. Is er natuur in de stad dan lukt het overigens lang niet altijd om daar voldoende contact mee te kunnen maken. Misschien omdat het te weinig zichtbaar is, je wordt afgeleid door storende stadsgeluiden, de omgeving ongezond blijft, mensen een zekere afstand houden van elkaar… Een natuurcontactstoornis ontstaat dan vanuit een gebrek aan de mogelijkheid tot contact met natuur. 

Kijken we naar de bevraging van Matexi dan is er alleszins geen reden te twijfelen of dit kan kloppen. Ook uit diverse peilingen blijkt dat heel wat stadsbewoners, het minder in aanraking komen met een natuurlijke omgeving, bewust of onbewust ervaren als een gemis.

Hoe je het ook draait of keert om te leven is er ‘leven’ nodig. ‘Leven’ dat is de dynamiek tussen allerhande organismen. In de stad is er spijtig genoeg een deficiëntie aan dynamisch veerkrachtig groen met een hoge biodiversiteitswaarde. Het ervaren van en gemis aan dit groen onderschrijft het belang van een voldoende natuurlijke en rustgevend ingerichte omgeving. Hoewel reeds meer dan vijftig procent van de wereldbevolking in verstedelijkt weefsel woont, is wonen in de stad of in clusterbebouwing duidelijk niet datgene dat de menselijke voorkeur geniet. Uiteraard niet zonder tuinen, zelfs niet mits aangepast buurtgroen. Een strikte meerderheid, zo weten we uit meerdere enquêtes, verlangt meer dan ooit naar een gezonde omgeving met toegang tot gezonde natuur. In vele gevallen is dat de eigen tuin, soms is dat nabijgelegen natuur zoals een park of buurtgroen. 

Kleine en grotere klimaattuinen of natuurparadijsjes

Het snakken naar een eigen groene stek leunt, naast het gezondheidsaspect, aan bij het gevoel zelf iets te willen doen voor klimaat, milieu en de gezondheid. Niets is daar evidenter dan de persoonlijke inrichting of nog liever ondersteuning van gezonde natuur. Is dat noodzakelijk? Nee. Het kan ook een engagement inhouden mee te werken aan de duurzame inrichting van buurtgroen. Wat het ook zij, onthoud dat mensen een voorkeur hebben voor gezonde natuur die daarenboven diverse ecosysteemdiensten levert en waarin ze zich veilig en thuis voelen. Heel belangrijk, zeker in de stad. 

Vier pijlers die een gezondere natuur en natuur die goed is voor de menselijke gezondheid kunnen garanderen. 

1.  De vormgeving of architectuur van de plek 

2.  Het maken van verantwoorde materiaal- en soortenkeuzes

3.  Je persoonlijke betrokkenheid in, om en bij natuur

4.  Het beperken van technologie en machinegebruik

Dat de vormgeving of architectuur van een omgeving een grote invloed heeft op je persoonlijk welzijn is intussen meer dan eens aangetoond in onderzoek. Geen plek zo ongezond als een plek die ‘er niet uitziet’ of ongeschikt voor ons is. Op een lelijke plek of daar waar de sfeer bedreigend is krijgen we een ongezonde dosis stress. Zo’n biofobe omgeving kan bijvoorbeeld een donker bos, een smalle doorgang tussen twee hoge muren, een gevaarlijk modderig beklinkerd pad tussen doornen, een drukke straat in de stad, zelfs een slecht ontworpen tuin zijn.  Wegwezen, dat is het een signaal dat ons lichaam in een kwalijke omgeving vanuit het menselijk brein ontvangt. 

Het omgekeerde is waar op een plaats die natuurlijk werd ingericht en die we mooi vinden. Beantwoordt de vormgeving er aan onze evolutionaire noden en persoonlijke voorkeuren dan komen we er immers tot rust. De meest gekende en heden ten dage gepromote vorm van architectuur die daarbij aanleunt is biofiele architectuur, ook wel eens evolutionaire architectuur genoemd. 

Wat met de bouwstenen? Wel, daar doen de verantwoorde materialen en soorten hun intrede. Een palmboom heeft niet hetzelfde effect op ons als een eik, niet op ecologisch vlak, niet op menselijk vlak. Denk dus heel goed na wanneer je planten of materialen kiest. In een stad hoef je bijvoorbeeld niet persé met uitsluitend inheemse exemplaren te werken. Kies je voor uitheemse planten besef dan wel dat invasieve soorten beter worden geweerd.

Kijk met een open blik naar de natuur, ook als je bijdraagt aan de inrichting ervan. Natuur werkt, maar moet wel de kans daartoe krijgen. Respectvol omgaan met planten, dieren en andere mensen loont. Dat wil ook zeggen loslaten en vertrouwen op de regeneratieve kracht van natuur. 

Vergeet niet dat natuur een systeem is, meer bepaald een ecosysteem. Concreet houdt dat in dat de natuur zich evolutionair gezien zelf reguleert. Dat principe loont al vele duizenden jaren. Meer nog, in dat principe schuilt een groot deel van de symbiotische kracht van natuur. De kracht die mede verantwoordelijk is voor het behoud of verdwijnen van biodiversiteit? Als mens willen we te graag ingrijpen, denken we dat we het beter weten of moeten bijsturen. Vanuit het voorzorgsprincipe daarom een warme oproep om technologie zo veel als mogelijk achterwege te laten en gelijktijdig het machinegebruik te beperken. Onderhoudsmachines verslinden energie en staan veelal een dieper contact met natuur in de weg. Zonder krijg je een beter resultaat.  Niet enkel je portemonnee, ook de natuur kan er enkel wel bij varen. 

+ 54% wil geen verkleining van de privétuin in ruil voor meer buurtgroen

Conclusie

In de tuin (of het nu gaat om een klimaattuin of een natuurtuin blijft gelijk), daar ben je zelf baas en draag je dus een grotere verantwoordelijkheid. In de grijze stad is het aan jou om groen alle kansen te geven. Houd rekening met de vier pijlers en zet er maximaal in op een inrichting die naast natuurvriendelijk, knus en gezellig is. 

Ontpop de echte klimaatactivist in jezelf en ga voluit voor een antwoord op de nood aan een gewaarborgde meer duurzame groene omgeving. Als grondbezitter of participerende buurtbewoner acties ondernemen voor de eigen gezondheid en het milieu ervaar je gegarandeerd als een groot voordeel. Het geeft je op zijn minst een gevoel van vervulling en betekenis.

Hoewel vijfentachtig procent van de Belgen reeds tevreden is over het bestaande buurtgroen is vijftien procent nog niet overtuigd en weet jij dat het beter moet. Dat is zeker mogelijk. Jij kan het persoonlijk zelfs beter doen als natuurorganisaties. Echt. Hoe, door niet net als hen met de harde hand te regeren. Dat is simpel, probeer het gebruik van machines zo veel als mogelijk uit te sluiten en kies voor natuur die natuur kan zijn. Op zowel het niveau van de tuin als het buurtgroen ben jij het die de koers mee bepaalt en daarmee een belangrijk verschil maakt.