GEZONDE STADS-NATUUR, DE STEDEN VAN DE TOEKOMST

Urbaan ecosysteem; wanneer de stad van de toekomst natuur wordt

Lees je tussen de lijnen door dan vind je heel interessante vroege antwoorden op de stad als urbaan ecosysteem. Zo is er bijvoorbeeld de uitgave ‘inleiding tot de ARCHITEKTUURTYPOLOGIE’ van Ted De Jong uit 1983. Los van een opbod aan manieren om tot zo’n stad als urbaan ecosysteem te komen zoomen we bij wijze van oefening, en om ons oplossend vermogen te stimuleren, in op onderstaand model. 

De stad als organisme

Denk bij een stad als organisme aan levende architectuur. Wat is dat? Wel, levende architectuur is architectuur die meegroeit en symbiotisch is met alle aanwezige levensvormen. Planten en dieren, waaronder de mens, werken er samen en vormen zo een natuur-urbaan-weefsel. Wie zich settelt doet dat met respect voor de ander, of nog beter door rekening te houden met andere soorten. 

In een stad als organisme zijn er probeer-garanties voor elke levensvorm. Zo kunnen allerhande, ook minder voor de hand liggende zoals uitheemse, planten er een poging wagen om duurzaam en grondgebonden te groeien. Ook mensen hebben er directe toegang tot natuur met tal van interactiemogelijkheden. Het concept biedt voldoende mogelijkheden opdat heel wat preadaptieve planten- en diersoorten er tal van kansen krijgen en grijpen om zich verder te ontwikkelen. Dit alles maakt dat de som van levende organismen – bijvoorbeeld mens, dier, plant, schimmels en micro-organismen – stuk voor stuk kunnen bijdragen aan een nieuw soort ecosysteem dat typerend is voor de betreffende stad. De complexiteit van deze samenwerking maakt een stad als organisme tot een veerkrachtige natuurlijke omgeving.

Wat we niet langer mogen uitstellen is nadenken over ons idee van ‘de stad’ in het algemeen. De plek waar de mens leeft – zijn enige thuis – moet niet worden gezien als iets dat losstaat van de rest van de natuur. 

Stefano Mancuso

Garanties als de mogelijkheid tot kunnen groeien zijn onontbeerlijk in een natuur-urbaan-weefsel met een stad als organisme. Dat geldt voor kinderen net zo veel als voor bomen. De garantie tot groei wordt best ook niet vanuit ‘ontwerp’ gestuurd, maar vloeit voort uit een natuurlijke orde, een spontane gang van zaken. Met groei wordt trouwens niet op persé op een toename van de bevolking gedoeld. Nee, het gaat eerder om de processen des levens en de vestiging van soorten zoals de opkomst van zaailingen, een leefgebied voor spreeuwen of kansen voor insecten zoals hommels of solitaire bijen.

De draagkracht van het model ‘stad als organisme’ is afhankelijk van de veerkracht van het systeem zelf en dus veranderlijk in tijd. Kijken we naar het toelaten van plantensoorten dan bestaan uitheems, neo-inheems en inheems er naast elkaar. Niet om systemen buiten de stad te ontwrichten, wel om in het natuur-urbaan-weefsel zelf tot nieuwe natuur met een eigen typologie en sterke ecosysteemdiensten te komen.

Eeuwen geleden zagen botanici al in dat exotische soorten een bijdrage leveren aan de biodiversiteit in steden.

Menno Schilthuizen

Tijd is de beste vriend van de ecosystemen die in een natuur-urbaan-weefsel ontstaan. Een stad als organisme wordt enkel sterker met de jaren wanneer de belangrijkste ecosystemen stabieler worden. Samenwerkingsverbanden tussen soorten en een minstens natuurinclusieve architectuur zorgen ervoor dat de voordelen alsmaar toenemen. Wanneer de biologische reservebank op punt staat, dan pas is de ecologische innovatie er geslaagd. Toch, en dat is misschien nog belangrijker, is de leefbaarheid in dit systeem reeds van meet af aan gegarandeerd en kwalitatief. 

We staan voor uitdagingen

Nadeel aan een systeem zoals de stad als organisme zijn vooral de grenzen aan de groei en een tegenkanting vanuit de klassieke natuurbescherming. Al te vaak mogen soorten zoals exoten vanuit bepaalde invalshoeken niet gaan domineren. Toegeven, controle loslaten is niet zonder risico. Invasieve migratie heeft consequenties. Dit zeker in gebieden waar op die manier heel wat schade berokkend wordt aan bestaande waardevolle reeds gezonde natuur.

Gaan we een stapje verder dan komen we bij een nog moeilijker bespreekbare hinderpaal; de huidige kijk op de mens als wenselijke soort. De perceptie is hier vandaag eerder negatief. Velen van ons voelen zich reeds schuldig omwille van hun ecologische voetafdruk. De mens wordt door een groeiende massa gezien als het belangrijkste probleem, een luis in de pels. Het mensdom ligt aan de basis van klimaatverandering? Dit is één van de redenen dat steeds meer mensen er bewust voor kiezen kinderloos te blijven. Wie wil dat zijn/haar hypothetische nazaten straks gaan ‘parasiteren’? Niet hoe ik erover denk, maar wel een uitspraak van een goede vriend van mij.

Het valt niet te ontkennen dat het hoge aantal mensen consequenties heeft voor klimaat en milieu, maar is het ethisch te streven naar depopulatie? Dat heel wat mensen genegen lijken te zijn aan het principe blijkt. Toen Amerikaans vicepresident Kamala Harris op 14 juli 2023 de verspreking maakte ‘reduce population’ klonk er alleszins een luid applaus (rectificatie van het Witte Huis; reduce population had reduce pollution moeten zijn). In België is het milieuambtenaar Fons Jena die in zijn boek ‘We zijn met te veel‘ een bevolkingsafname propageert.

Naast het bevolkingsvraagstuk is er de technologie als religie. Op haast elk beeld van een toekomstige stad zien we elektrische wagens, windmolens, drones, zonnepanelen… Technologie wordt doorgaans voorgesteld als een oplossing voor veel problemen. Geen van de energieverslindende of energieproducerende technologieën is echter goed voor klimaat of milieu. Met de energie uit windmolens en zonnepanelen warmen we de omgeving immers verder op wanneer we de opgewekte energie gaan gebruiken. Je hoeft niet slim te zijn om te begrijpen dat energie verbruiken nooit positief is in het licht van een opwarming van de aarde. Verbruik, net als het consumeren van allerhande goederen die gemaakt worden door elektrische machines, blijft altijd een extra belasting voor de natuurlijke leefomgeving. Toch streven ecomodernisten al te vaak naar de ‘slimme’ stad als model en wint hun gedachtegoed, letterlijk en figuurlijk, terrein. Blijft de vraag die rijst of het model van een ‘slimme’ stad geen potentieel gevaar is voor mens, samenleving en de rest van de natuur? De slimme stad staat (tot op heden) in elk geval garant voor een technologisch en energieverslindend model, gaat gepaard met de productie van heel wat vervuilend afval en maakt er de omgeving niet mooier op. De valkuil van de ontwikkelingsgedachte, waarbij het mensdom steeds dezelfde fout blijft maken en denkt via technologie tot oplossingen te kunnen komen, bleek vooral de laatste tweehonderd jaar een terecht issue.

Toch is er hoop. Misschien dat bewust en respectvol leven in en met natuur de kans op een buitensporige bevolkingsgroei verkleint? Zo ’n levenshouding draagt alleszins bij aan een verlaging van de ‘negatieve’ impact van de mens op de omgeving. Het natuur-urbaan-weefsel is overigens geen heilig huisje, mogelijk zijn er betere denkbare modellen. Iets om over na te denken.

Is een stad als organisme het proberen waard? Of kiezen we toch maar beter voor een oplossing uit ecomodernistische hoek zoals een slimme stad? De toekomst zal het uitwijzen!