Natuur en mentale problemen, zoals angst

Natuur en angst

We kunnen ons afvragen waarvoor we momenteel het meest angst hebben? Voor de ziekte (corona) zelf of voor alles wat er rond de ziekte gebeurt. Ik denk dan aan dingen die ook af en toe door mijn eigen hoofd spoken, zoals angst dat er iemand ontslagen wordt, angst voor hoe lang dit nog zal duren, existentiële angst die te maken heeft met de dood…

Ik googel de termen angst, controleverlies en corona en kom direct op een artikel van psychiater, filosoof en angstexpert Damiaan Denys. “Het gevoel de controle te verliezen, maakt ons banger dan corona zelf”, staat er. Inderdaad, dat denk ik ook. Hij vat bovendien datgene goed samen waarover ik deze nacht zelf zat na te denken, maar wat ik niet zo bondig als hij dat doet, onder woorden kon brengen; “de essentie van alle angst is controleverlies”.

De termen angst en controleverlies zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, gaan hand in hand met elkaar. Angst heeft in sé te maken met het idee de controle te verliezen. Dit werkt in de twee richtingen van het causale verband. Dat wil zeggen: zowel de oorzaak als het gevolg van angst hebben te maken met het gevoel de controle te verliezen. Het is niet de vraag, wat was er eerst: de kip of het ei? Controleverlies is zowel oorzaak als gevolg van angst. Je hebt het gevoel de pedalen kwijt te zijn, je weet niet meer wat je moet doen, je voelt je machteloos.

We zijn het niet gewoon; iets zoals dit virus. Iets dat ons laat zien dat controle een utopie is. Iets wat ons met een soort van machteloosheid confronteert die we nog nooit van tevoren ervaren hebben. Natuur, waaronder ook virussen, laat zich niet controleren en dicteren, daar moeten we ons bij leren neer te leggen. We hebben nu eenmaal niet alles onder controle. Dat is voor velen misschien heel beangstigend. Zeker in een maatschappij waar we de idee koesteren dat we de touwtjes goed in handen hebben. Corona laat ons zien dat we over heel veel zaken, als mensheid, juist niets te zeggen hebben. We moeten leren te accepteren dat dit zo is; dat er niet voor alles kant en klare oplossingen met een vaste uitkomst bestaan. Natuur, als ultieme leermeester, kan ons hier een handje bij helpen.

In vele onderzoeken stelt men vast, dat een belangrijk positief effect van natuur is, dat natuur onze angst vermindert. Misschien ligt dit aan het feit dat natuur ons leert dat controle een utopie is; natuurlijke processen zijn immers zeer complex en wonderlijk tegelijk. Als we de natuur goed observeren dan laat natuur ons zien dat we af en toe moeten loslaten. In de natuur is het bijvoorbeeld vaak het lot dat bepaalt welk dier of welke plant er sterft. Het dier of de plant in kwestie heeft hier niets over te zeggen, kan hier niet aan ontkomen en moet met deze onzekerheid ‘leren’ leven. Ook wij mensen zullen moeten accepteren dat er onzekerheden bestaan, dat er dingen zijn die ons begrip te boven gaan, waar we geen controle over hebben of invloed op kunnen uitoefenen.



We moeten leren te aanvaarden dat we niet alles onder controle hebben. In de natuur sterven dieren en planten ook zonder dat ze daar, in de meeste gevallen, vat op hebben.

Langs de ene kant kan natuur ons dus tonen dat controle niet altijd mogelijk is en dat we moeten leren leven met bepaalde onzekerheden. Langs de andere kant biedt natuur ons juist wel enige zekerheid en houvast. Dat we enige houvast nodig hebben, beseffen we zeer goed op momenten zoals deze. Momenten waarop we onze structuur maar al te vaak kwijt zijn en de grond onder onze voeten lijkt weg te zakken. Ik merk dit goed bij mezelf en mijn kinderen. Nu de school gesloten is, en ze dus niet meer elke dag stipt om half negen ergens moeten zijn, valt de routine wat weg en staan we algauw elke dag op een ander uur op, wat niet bevorderlijk is voor ons bioritme.

We lachen dan wel eens met onze nine to five jobs, maar wij mensen houden over het algemeen van structuur en hebben er in vele gevallen ook nood aan. Door vaste cycli te observeren in de natuur, zoals het steeds terugkeren van de seizoenen, zien we dat er sommige dingen in het leven zijn die ons waar en wanneer dan ook structuur kunnen bieden. Ze zijn een zekerheid waarop we kunnen rekenen, iets dat altijd zal bestaan. Bovendien kunnen we door bloemen, planten en (huis)dieren te verzorgen een bepaalde mate van structuur handhaven. De hond of de tomatenplant heeft op tijd en stond water, voeding… nodig. Dat vereist dus het invoeren van een bepaalde mate van structuur in ons leven. Verder bieden zaken zoals het onderhouden van een eigen moestuintje enkele bijkomende voordelen. Het onderhoud en de aanleg van een moestuin vergt een flinke dosis fysieke arbeid. Het bewegen in een natuurlijke setting dat dit met zich meebrengt, geeft ons, in tegenstelling tot het bewegen in een onnatuurlijke setting zoals een fitnesszaal, meer zelfvertrouwen. Bewegen helpt ons dus bij het vergroten van ons zelfvertrouwen en daardoor ook bij het inperken van onze angst. Een ander voordeel van een eigen moestuin is het zelf produceren van voedsel. Dat maakt ons minder afhankelijk van anderen en versterkt daardoor ons gevoel van zelfredzaamheid en controle. Zeer goed want dit verkleint op haar beurt ons risico op een verlammende angst. Mijn nonkel, een oudprofessor van ondertussen 81 jaar, heeft dit goed begrepen. Hij beseft dat zijn kleine moestuin, met een vijftigtal aardappelplanten waarop hij apetrots is, hem samen met zijn dagelijkse fitnessoefeningen, mentaal en fysiek gezond houdt.

Een moestuin biedt ons structuur en vergroot ons gevoel van onafhankelijkheid en zelfredzaamheid. De noodzakelijke dosis beweging die het onderhoud ervan met zich meebrengt vergroot ons zelfvertrouwen en vermindert onze angst.

Biophilia en biophobia

Toch moet het gezegd zijn, natuur heeft niet alleen de kracht om onze angst te verminderen, natuur kan ons op bepaalde ogenblikken ook angst inboezemen. Neem nu spinnen, hoge kliffen en slangen. De ontmoeting met zulke zaken zal bij velen onder ons eerder een paniekreactie uitlokken. We kunnen dit kaderen binnen de tegenstelling biophilia en biophobia. De term biophilia komt oorspronkelijk van ene Erich Fromm maar werd later pas door Edward O. Wilson populair. Biophilia wijst op de aangeboren voorkeur die de mens heeft voor alles wat leeft. Tegenover biophilia staat biophobia of de angst voor bepaalde dingen uit de natuur zoals spinnen en slangen. Dit zou te maken hebben met het feit dat het vanuit evolutionair oogpunt niet slecht was om bang te zijn voor gevaarlijke beestjes die onze overleving konden bedreigen.

Naast de angst voor gevaarlijke dingen uit de natuur zullen, en dat blijkt eveneens uit onderzoek, natuurlijke omgevingen, die onveilig aanvoelen omdat ze niet onderhouden worden of te donker, dicht struikgewas bevatten, ons eerder angstig dan rustig maken. Hier is dus een taak weggelegd voor ontwerpers en beheerders.

Stop de opmars van mentale problemen en maak onze steden groen(er)

Maar het is niet alleen angst wat onze mentale gezondheid op dit moment bedreigt. Ook eenzaamheid, depressieve gevoelens en stress krijgen vrij spel (lees hier mijn artikels over natuur, eenzaamheid en depressieve gevoelens).

Denk maar eens aan sociaal contact met de bijhorende fysieke aanrakingen; we hebben dit als mens nodig om te overleven. We vergeten het nogal eens, maar het zijn voor onze soort basisbehoeften, net zoals eten en drinken dat voor ons zijn. Knuffelen bijvoorbeeld is essentieel voor onze gezondheid. Door de aanraking van het knuffelen komt het knuffelhormoon oxytocine vrij. Dit hormoon maakt ons socialer, versterkt onze relaties, maakt ons empathischer, geeft ons een gevoel van vertrouwen en veiligheid en vermindert stress. Knuffelen is daarom goed tegen angst, depressie, stress en eenzaamheid.

In deze tijd is het voor veel mensen zeer moeilijk om in de behoefte aan sociaal contact en fysieke aanraking te voldoen. Je mag elkaar, met uitzondering van de mensen uit je eigen sociale ‘bubble’,  geen hand of knuffel meer geven. Hierbij te bedenken dat reeds voor deze coronacrisis het gebrek aan sociaal en fysiek contact, net zoals stress, eenzaamheid, depressie en angst trouwens, een groot probleem vormden. Zeker in onze westerse maatschappij.

Ter illustratie: in de UK zou er de afgelopen tien jaar een vervijfvoudiging zijn geweest van mentale problemen bij studenten, zoals angststoornissen en depressie. Ook onder Amerikaanse studenten zouden angst en depressie tot de meest voorkomende mentale problemen behoren. Maar evengoed stress en eenzaamheid zijn onder alle bevolkings- en leeftijdsgroepen al jaren aan een opmars bezig.

Angst, stress, depressie en eenzaamheid waren reeds voor deze crisis aan een opmars bezig.

Terwijl stress, eenzaamheid, angst- en depressiegevoelens dus reeds voor de coronacrisis toenamen onder kinderen, jongeren en volwassenen, en de wachtlijsten voor hulp toen al zeer lang waren, kan men zich afvragen wat het na de crisis zal zijn.

Wat kunnen we doen? Een aantal studies laat zien dat er een eenvoudige en goedkope manier bestaat om onze stress, eenzaamheid, angstige en depressieve gevoelens te verminderen; namelijk gewoon naar buiten gaan, je tuin of de natuur intrekken. Volgens sommige wetenschappers zou, slechts tien à twintig minuten per dag jezelf blootstellen aan de natuur, al gunstig zijn voor je mentale gezondheid. Zeker voor wat betreft de preventie van mentale problemen. Anderen spreken dan weer van drie maal per week 30 minuten en nog anderen beweren dat een dosis van 120 minuten ‘groen’ per week de minimale vereiste is.

Dat natuur werkt tegen angst en negatieve gevoelens werd onlangs nog in ons land aangetoond. Zo kreeg ik overlaatst de eerste resultaten van het corona-natuuronderzoek van de Universiteit Antwerpen in mijn mailbox. Zij stelden, zoals vele onderzoeken die hen voorgingen, vast dat mensen zich na een bezoek aan de natuur, ik citeer: “ fitter, positiever, meer ontspannen, minder angstig en gelukkiger voelen”. Dit zijn de resultaten die we keer op keer in onderzoek naar het effect van natuur op de (mentale)gezondheid terugvinden.

Zulke resultaten laten ons inzien hoe belangrijk het is om voldoende de natuur op te zoeken. En er logischerwijs ook voor te zorgen dat er voldoende natuur, in de directe omgeving van de mensen is, die zij kunnen opzoeken.

In Vlaanderen zijn de omstandigheden op dat gebied niet altijd even gunstig. Er zijn te weinig buurtparken en groengebieden. Diegene die er zijn worden in het weekend vaak overrompeld door dagjesbezoekers waardoor het in veel gevallen te druk is om maximaal van de positieve invloed van natuur, zoals het kalmerend effect ervan, te kunnen profiteren. Ik spreek spijtig genoeg uit ervaring. De natuurgebieden in mijn regio worden in het weekend doorgaans zodanig overspoeld, door dagjestoeristen uit de stad, dat je eerst in file moet aanschuiven om je auto kwijt te raken om vervolgens braaf in een rijtje over de paden achter elkaar aan te kunnen lopen. Niet altijd even rustgevend moet ik zeggen!

Over rust gesproken. Men ziet niet alleen dat natuur onze angstige- en depressieve gevoelens kan verminderen en onze positieve gevoelens kan doen toenemen, het omgekeerde stelt men evengoed vast. Wat ik hiermee bedoel wil ik graag even toelichten. Zo concludeert men in verschillende studies dat in stedelijke omgevingen, waaronder Vlaanderen, mensen juist meer last hebben van angstige en depressieve gevoelens.

Het wonen in de stad doet dus blijkbaar iets ‘negatiefs’ met je mentale gezondheid. Leven in de stad kan opwindend en leuk zijn maar kent ook nadelen voor onze gezondheid. Zo las ik dat, in vergelijking met plattelandsbewoners, mensen uit de stad bijvoorbeeld 21% meer kans zouden hebben om angststoornissen te ontwikkelen en 20% à 39% (afhankelijk van het onderzoek) meer kans zouden hebben op stemmingsstoornissen zoals depressie . Daarnaast zou er een verhoogd risico zijn op tal van andere psychische problemen, zoals posttraumatische stressstoornis of kortweg PTSS, woedebeheersing, gegeneraliseerde angststoornis of kortweg GAS, schizofrenie, psychose en paranoia; maar dit even terzijde gelaten.

In elk geval denkt men, dat hoe meer tijd men als kind en adolescent spendeert in de stad, hoe meer kans er is op mentale problemen gedurende de volwassenheid.

Een mogelijke verklaring hiervoor vinden we in het fenomeen omgevingsstress. Dit is de constante aanwezigheid van overweldigende prikkels, zoals lawaai van toeterende auto’s of het zien van drukke reclameborden. Kortom, dingen die men eerder ervaart in een omgeving zoals de stad dan in een bos. Dit soort van constante negatieve prikkels overbelasten ons brein waardoor we in chronische stressmodus geraken. Wij mensen, of moeten we zeggen bepaalde oude structuren uit onze breinen, zijn (nog) niet aangepast aan het overspoeld worden door, en het verwerken van, deze drukke stedelijke prikkels. Dit is een belangrijk gegeven nu we zijn aanbeland aan een kantelpunt in de geschiedenis waar er voor het eerst, wereldwijd bekeken, meer mensen in een stedelijke omgeving wonen dan op het platteland. Wat zal dit kantelpunt betekenen voor onze breinen en onze gezondheid?

Kunnen we de (mentale) impact van de stad zien in ons brein?

De amygdala is het neurologische centrum van de menselijke emotie. Heeft de stad een invloed op dit centrum?

Als laatste nog iets dat ik jullie wil meegeven over een interessante studie uit 2011 die ik eerder las. Onderzoekers uit deze studie gaven proefpersonen een taak die stress opwekte om te kijken wat deze stress met hun brein zou doen. Alle proefpersonen vertoonden bij de stressvolle taak die ze moesten uitvoeren een verhoogde activiteit in het limbisch systeem. Een wonderbaarlijke plek in ons brein waar onze emoties worden geregeld. De stressvolle taak deed dus blijkbaar iets met onze emoties. Maar er is meer wat we moeten weten. In het limbisch systeem zelf bevindt zich namelijk nog iets anders; de amygdala of de amandelkern. Een structuur waar het fight or flight centrum zit dat onze stress reguleert. Het was in deze merkwaardige amandelkern dat men, in dit onderzoek, een link tussen de stad en veranderingen in ons brein terugvond.

De mate van activiteit van de amygdala, lees ‘stresscentrum’,  bij de proefpersonen stemde namelijk overeen met de grootte van de stad waarin de proefpersonen woonden tijdens het experiment. Maar er was meer. De activiteit van de perigenual anterior cingulate cortex, een regio in de hersenen die sociale stress verwerkt, stemde overeen met de duur dat de proefpersonen in een stad hadden gewoond tijdens hun kindertijd.

Kortom, hoe langer je als ukkepuk in de stad doorbracht/doorbrengt hoe actiever dit gebied voor sociale stress werd/wordt tijdens de volwassenheid.

Mogelijke oorzaken hiervan zouden eventueel zijn: te weinig toegang tot groen in de stad, teveel lawaai en luchtvervuiling, te veel eenzaamheid en te weinig sociaal contact en sociale ongelijkheid. Het gaat dus om factoren die eigenlijk op te lossen vallen.

Onthouden we dat meer toegang tot kwaliteitsvol groen de negatieve impact van de stad op onze mentale gezondheid vermindert dan wil dit zeggen dat we in hoog verstedelijkte gebieden, zoals Vlaanderen, meer kwaliteitsvol groen nodig hebben. Dit zal ons, zeker in crisisperiodes zoals corona, onszelf helpen te beschermen tegen mentale problemen, waaronder stress en angst.  

Maar we moeten volledig blijven; het is natuurlijk niet enkel een verhaal van nurture of omgeving. Ook nature speelt een rol bij het ontstaan van mentale problemen. Zo ziet men dat de impact van de stad op onze mentale gezondheid afhankelijk is van onze genetische voorbestemdheid om mentale problemen te ontwikkelen.

Verder moet het gezegd worden: steden kunnen ook positief zijn voor onze mentale gezondheid. Dit doordat ze over het algemeen bijvoorbeeld meer kans bieden op een betere opleiding, werk, gezondheidszorg… Dit neemt niet weg dat de stad, zeker een stad die enkel bestaat uit staal, glas en beton, niet de ideale omgeving is om je angst, stress en negatieve gedachten in de hand te houden. In plaats van een bezoekje aan de stad te brengen is het daarom, voor je mentale gezondheid, raadzamer om de natuur in te trekken; ook al is het maar voor twintig minuten. Zo ’n natuurbezoek werkt helend, voor zowel lichaam als geest.

En denk eraan: “maak je geen zorgen, want er zal altijd wel iets zijn om je zorgen over te maken”.



Website Radio 1 geraadpleegd op 8 mei 2020: https://radio1.be/het-gevoel-controle-te-verliezen-maakt-ons-banger-dan-corona-zelf

Thorley C. Not by degrees. Improving student mental health in the UK’s universities. IPPR, 2017

Website Universiteit Antwerpen geraadpleegd op 8 mei 2020: https://www.uantwerpen.be/nl/leerstoelen/zorg-en-natuurlijke-leefomgeving/het-corona-natuuronderzoek/

Lederbogen F., Kirsch P., Haddad L., Streit F., Tost H., Schuch P., Wüst S., Pruessner J., Rietschel M., Deuschle M. & Meyer-Lindberg A., City living and ubran upbringing affect neural social stress processing in humans. Nature, 2011, volume 474 p.498-501