Net zoals het verdwijnen van natuur is eenzaamheid in onze moderne maatschappij een megatrend. Opvallend hierbij is dat, in tegenstelling tot wat je zou denken, eenzaamheid een veel groter probleem is onder jongeren dan onder bejaarden. In Vlaanderen geeft 8 op de 10 jongeren aan zich soms weleens eenzaam te voelen. Dat is gigantisch. We kunnen niet alle schuld in hun schoenen schuiven maar het moet gezegd worden dat sociale media hier geen goed aan doen. Zoals Tristan Harris, zelf een voormalig medewerker van Google, het zegt in een interview in het DS weekblad van 15 juni: “Tegen een supercomputer die jouw zwakke plekken kent, kun je niet winnen”. Ik deel zijn bezorgdheid. Zaken zoals Google, Youtube en Facebook zuigen, zonder dat je er zelf bewust van bent, je geest leeg en laten je alleen achter.
Het zorgwekkende aan het feit dat vooral onze jeugd het slachtoffer blijkt te zijn van eenzaamheid is net het gegeven dat ze zo jong zijn. Je moet er namelijk rekening mee houden dat hoe vroeger eenzaamheid zich manifesteert hoe meer nefast het zal zijn. Vergelijk het gerust met de gevolgen van een hoge bloeddruk; hoe ouder je bent hoe minder kans of tijd er is om de schadelijke gevolgen hiervan te ondervinden. Tegen dat de hoge bloeddruk zijn verwoestende effecten ten volle kan ontplooien ben je waarschijnlijk al dood. Bij eenzaamheid werkt het net zoals bij een hoge bloeddruk. Op lange termijn wordt het alsmaar kwalijker en dus reëler dat er ziektes uit zullen voortvloeien. Opdat de schadelijke effecten zich in ons lichaam zouden verspreiden en opdat we ze tot uiting kunnen laten komen is er een ding nodig en dat is voldoende tijd. Wat ik wil zeggen is dat het ernaar uitziet dat we ons eerder over eenzame jongeren dan over eenzame ouderen zorgen zullen moeten maken. Jongeren zijn op dit vlak de meest kwetsbare groep.
Samen met de toename van eenzaamheid is er een tastbare toename van egoïsme en narcisme. Solidariteit en empathie lijken vandaag veel minder aan de orde dan enkele decennia geleden. Hierdoor krijgt eenzaamheid veel meer kans om, als was het een sluipende ziekte, ongemerkt ons leven binnen te dringen. In de lijn hiermee denken mensen liefst in termen van ‘ik’ of ‘mijn’ dan in termen van ‘wij’ of ‘ons’. Hoe komt dit? Is een mens van nature uit egoïstisch en narcistisch?
Waarschijnlijk niet. Het lijkt erop dat we, net zoals we het ‘goede’ en ‘kwade’ in ons meedragen, ook een egoïstische en altruïstische kantje hebben. Opvoeding, maatschappij en omgeving bepalen welk kantje van de twee zich het meest bij ons zal ontwikkelen.
En wat doet onze cultuur of maatschappij? Die legt tegenwoordig vooral de nadruk op materialisme en egoïsme en niet zozeer op altruïsme en empathie. Medeleven, het sociale en de gemeenschap worden ingeruild voor egoïsme, het individuele, het ik. Zo ontwikkelen kinderen minder empathie en medeleven en worden ze eerder narcistischer en egoïstischer. Het gevolg is dat ze minder goed een sociale band met de ander (een egoïstisch persoon is enkel met zichzelf bezig) en dus een sociaal netwerk, kunnen uitbouwen waardoor eenzaamheid meer kans krijgt om toe te slaan.
Niet alleen jongeren ook volwassenen worden narcistischer. Kijk maar eens naar het aantal selfies (een fenomeen dat enkele decennia geleden nog niet eens bestond) dat er, zowel door jong als oud, dagelijks gepost wordt op social media. Doet u dit niet denken aan het wereldberoemde verhaal van de Griekse god Narcissus die verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld? Mij alleszins wel.
Naast narcisme zit ook materialisme in de lift. Spitzer verwijst hiervoor naar een studie van het PEW Research center uit 2007. Op de stelling ‘rijk worden is een van mijn belangrijkste doelen in het leven’ antwoordde in 2006 een duizelingwekkend 81% van de 18-25 jarigen positief. Het lijkt erop dat deze cijfers een goed beeld geven van wat er zich onder jongeren in ‘real life’ afspeelt. Mijn dochter uit het 3de middelbaar is in ieder geval al thuisgekomen met de uitspraak: “Tijdens godsdienst vroeg men ons wat we later willen worden. Het antwoord van verschillende leerlingen uit onze klas was dat ze alleen maar veel geld willen verdienen. Dat is blijkbaar het enige dat hen interesseert mama! Ze willen bijvoorbeeld geneeskunde studeren omdat ze denken daar later heel rijk mee te worden, niet omdat ze graag mensen of zo willen helpen of omdat het hen echt als vak interesseert”.
Hoe kunnen we minder ‘I’ en meer ‘We’ worden? Door middel van de natuur? Er bestaat alleszins onderzoek dat aantoont dat natuur ons vrijgeviger en altruïstischer maakt waardoor we tegelijkertijd minder materialisme ervaren. Als ik denk aan een wrekkige man uit mijn omgeving die veel vrijgeviger wordt als hij in zijn buitenverblijf temidden van de natuur vertoeft lijkt me dit correct te zijn. En er is meer dat deze stelling onderschrijft. Zo zijn er studies die aantonen dat natuur mensen socialer maakt en gevoelens van eenzaamheid kan verminderen. Niet onlogisch omdat je jezelf te midden van de natuur onderdeel voelt van een groter geheel. Je relativeert jezelf in plaats van je zoals een narcist op te blazen. Je ziet dat er naast jezelf nog iets anders, iets veel groters bestaat.
Neem de proef op de som en kijk ’s avonds bij een heldere hemel maar eens naar de sterren. Hou ondertussen in het achterhoofd dat al die lichtpuntjes gigantische creaties zijn in een oneindig heelal waar onze planeet aarde maar een klein stipje van is. Bedenk vervolgens dat wijzelf nog een veel kleinere stipje op die kleine planeet aarde zijn. Voel je jezelf nu nog altijd zo groots en belangrijk? Wanneer ik deze oefening maak voel ik me in ieder geval redelijk nietig in vergelijking met dat grote heelal en gans ons aardoppervlak.
Hetzelfde gevoel van onbeduidendheid kan je natuurlijk evengoed overvallen bij het bewonderen van andere machtige natuurfenomenen zoals het kijken naar een gigantische waterval, het observeren van een imposante bergketen zoals de Himalaya of het trotseren van een woeste storm. Op zulke momenten voel je je in vergelijking met deze enorme natuurkrachten klein.
Zo herinner me nog een memorabele natuurervaring uit mijn eigen kindertijd. Ik was een klein, bleek, mager meisje met lange blonde haren van ongeveer 6 jaar. Het was ergens op vakantie aan zee. Het strand was verlaten en het licht was magisch. De wind streek door mijn haren. Ik was op mijn eentje een wandelingetje gaan maken op het strand. Een soort van schattentocht. Als dingenzoeker op zoek naar speciale schelpen, stukjes hout, zeedieren… Op een gegeven moment ging ik met mijn gezicht naar de zee toe staan en riep ‘zee, zee geef me wat’. De golven waren hoog en prachtig. Eventjes had ik het gevoel alsof ik met de zee kon communiceren. Een magisch moment waarop de tijd voor een fractie van een seconde leek stil te staan, de ruimte oneindig groot was en ikzelf heel nietig. Ik voelde me verbonden met de natuur, alles was mogelijk.
Ik probeer het nu in woorden te vatten maar eigenlijk laat zoiets zich niet beschrijven. Het is een bijna spirituele ervaring zonder te vervallen in het esoterische. Een ervaring waardoor narcisme vermindert, waardoor je minder op jezelf gericht bent, je inziet dat je minder belangrijk bent dan je dacht. Een ervaring waaruit je kan leren de kleine dingen, de wonderen van de natuur meer te waarderen en te appreciëren. Als je dit ten volle doet dan verschuift het materiële naar de achtergrond. Het verliest zijn aantrekkingskracht en wordt van ondergeschikt belang. Tegelijkertijd weet je dat je deel uitmaakt van de rest, dat je in verbinding staat met een groter geheel, de natuur, de dieren…
Anders gezegd je merkt dat je een onderdeel van een groter sociaal systeem bent. Een systeem dat je nodig hebt om te overleven. Dit maakt je socialer en tegelijkertijd minder eenzaam. Je bent niet alleen in de natuur. Er is de band met de aarde, de planten en de dieren. Trouwens zijn wij niet letterlijk dieren, natuur?
Om onze eenzaamheid te verminderen is het cruciaal om niet enkel gewoon in de natuur te vertoeven, er doorheen te wandelen, maar er eveneens daadwerkelijk een connectie mee te maken, er een band mee op te bouwen. De band die we aangaan met de natuur is zowel een (sociale) verbinding die we maken met onszelf als met de ander.
Overlaatst was ik een weekendje helemaal op mezelf aangewezen. Man voor het werk het huis uit, kinderen op avontuur met de Scouts. Vroeger zou ik het verschrikkelijk gevonden hebben. Maar sinds ik me meer verdiep in het opbouwen van de band tussen mezelf en mijn (natuurlijke)omgeving gaat het alleen zijn mij steeds beter af. Door kennis op te doen over, in contact te treden met en aandacht te besteden aan de natuur in en rondom mijn huis, voel ik de connectie met de plek waar ik me bevind. Ik merk het wonderlijke leven op rondom mij heen; de vogels, de kleine insecten, de planten, de bomen… Ik besef dat het water dat ik drink en de lucht die ik inadem misschien ooit door die plant of dat dier geweest is of zal gaan, dat zij uit dezelfde bouwstenen en mineralen zijn opgebouwd al ik, dat ik net als zij van de energie van de zon moet leven en dat ik hen tijdens mijn leven eet en zij mij na mijn dood. Zulke zaken scheppen een band tussen mezelf en de planten, bomen en dieren rondom me heen. Ik weet dat ik deel uitmaak van hun wereld en voel me deel van een geheel in plaats van een aparte entiteit te midden van een lege doodse ruimte.
En wat met kluizenaars en mensen die bewust de eenzaamheid na een drukke werkdag in de natuur opzoeken? Zijn dat geen zonderlingen? Voelen die zich niet alleen? Paradoxaal genoeg voelen we ons vaak juist minder eenzaam door het bewust opzoeken van de eenzaamheid in de natuur. Niet onlogisch als je vorige paragrafen aandachtig las. Toch? Hiermee wil ik niet zeggen dat we geen andere mensen, onze soortgenoten, nodig hebben. Maar het voor korte tijd even tot jezelf, op je plooi, komen in de stilte van het bos kan een verademing zijn, letterlijk en figuurlijk. Het kan minder eenzaam aanvoelen als een wandeling door een druk stadspark. Zeker als we contact proberen te maken met het bos. Om het nog even in de woorden van Manfred Spitzer te zeggen: “Als we eenzaamheid opzoeken in de natuur vinden we daar ook de oplossing voor onze eenzaamheid”.
Na bovenstaande inzichten borrelde het volgende in mij op. Er zijn drie dingen waar we in onze hedendaagse maatschappij niet meer omheen kunnen. Ten eerste voelen mensen zich veel eenzamer dan enkele decennia geleden. Het gaat dan vooral om onze jongeren. Ten tweede, mensen hebben minder empathie met hun medemens. Denk maar aan krantenartikelen waarin je leest over iemand die onverschillig toekijkt bij een ongeluk en in plaats van hulp te bieden het hele drama met zijn smartphone filmt. Ten derde, vele mensen kampen met een natuurtekort. Mensen, vooral dan jongeren zo blijkt, brengen nog nauwelijks tijd door in de natuur en leven vaak in een betonnen jungle. Is er een verband tussen deze drie factoren? Heeft een intenser gevoel van eenzaamheid en een gebrek aan empathie te maken met natuurtekort? Mogelijks wel.
Deze drie zaken hangen namelijk samen. De aanwezigheid van en het contact met de natuur vergroten onze empathie, onze waardering tegenover anderen, het maakt ons socialer, we voelen ons meer verbonden met de ander en dus minder eenzaam. Je zou bijna kunnen zeggen; als de verbinding met de natuur verstoort is, is de verbinding met jezelf en met de anderen verstoort. Logisch dus dat net diegenen die het minst tijd doorbrengen in de natuur, de jongeren, het meest eenzaamheid ervaren.
Als afsluiter nog een korte oefening om tijdens jouw volgende wandeling op een andere manier naar natuur te kijken. Zodanig dat je meer in contact bent met de natuur rondom jou. Door meer in verbinding te treden met de plek waarin je jezelf bevindt zal je er niet alleen meer respect voor hebben maar er jezelf ook minder eenzaam door voelen. Probeer de volgende oefening maar eens uit. Voel jij je weleens bespioneerd in het bos? Ik wel. Zeker als je weet dat vogels ons vanuit bomen in de gaten houden en elkaar van onze komst op de hoogte brengen. Dat schimmels de trillingen van onze voetstappen opvangen en via het ondergrondse web van schimmels doorseinen naar de wortels van bomen. Dat bepaalde planten een soort van kleine prisma’s of lenzen hebben op hun blad waar ze mee kunnen ‘kijken’. Dat als dieren of mensen planten beschadigden er chemische (geur)stoffen vrijkomen waarmee de plant communiceert dat hij bedreigd wordt. Dat planten ruiken, proeven en praten met elkaar via onder andere chemische stoffen. Dat sommige planten klikgeluiden maken om elkaar, via het horen ervan, op de hoogte te brengen waar water zit. En dat bepaalde planten zoals de mimosa zich sluiten en laten hangen als ze iets van gevaar of aanraking voelen.
Wij merken dingen op als we ons in de natuur begeven; zoals een vogel, een vis, een majestueuze boom. Maar omgekeerd merken deze vis, vogel en boom ons ook op. Wij voelen met onze handen de schors van een boom, maar de schors voelt ons ook. De volgende keer dat je een wandelingetje maakt in het bos doe je dit met deze kennis in het achterhoofd. Weet dat jij niet alleen diegene bent die het bos ziet, hoort, ruikt, voelt en proeft maar dat het bos jou evengoed ziet, hoort, ruikt, proeft en voelt. Wat geeft jou het gevoel het meest in gezelschap te verkeren, het minst alleen te zijn? Een bos met oren, ogen, handen en een neus of eentje zonder?
Lees hier binnenkort ook het tweede deel over eenzaamheid en natuur. Een stuk dat ons meer zal vertellen over het merkwaardige verband tussen natuur, eenzaamheid, pijn, depressie en onze basisbehoeften.
Manfred Spitzer. EENZAAMHEID. De impact van sociaal isolement. Atlas Contact, 2019
Frantz, C. Et al 2005. There is no “I” in nature: The influence of self-awareness on conectedness to nature. Journal of Environmental Psychology 25: 427-436