NATUUR, GEZONDHEID EN HET MICROBIOOM

Over het microbioom, harige viervoeters, biodiverse natuur, voeding en tuiniers!

Onderzoek laat zien dat onze leefomgeving een impact uitoefent op ons microbioom. Zo ziet het ernaar uit dat een meer verstedelijkte leefomgeving minder gunstig is voor ons microbioom dan een meer natuurlijke leefomgeving.Maar hoe komt dat?

Heeft het te maken met het feit dat we in een (biodiverse) natuurlijke omgeving meer in contact kunnen komen met verschillende soorten micro-organismen? Heeft het te maken met het feit dat natuur stress vermindert en dat stress een negatieve weerslag uitoefent op ons microbioom? Of heeft het te maken met het feit dat we, door aan (moes)tuinieren te doen, meer kans hebben om gezonder, gevarieerder en vezelrijker te eten. Driemaal ja, het kan te maken hebben met elk van deze drie zaken. In al deze gevallen voelen trouwens niet enkel wij onszelf beter, maar zullen ook de bewoners van onze darm, omdat zij liever in onze darm gaan wonen, in aantal en soorten toenemen. Cruciaal, want een microbioom dat rijk en gevarieerd is aan soorten blijkt een gezonder microbioom.

Dit gezegd zijnde vertel ik graag wat meer over de impact van ons microbioom en dan meer bepaald ons darmmicrobioom op ons fysiek en psychisch welzijn.

Aan welke aspecten van onze gezondheid of ons functioneren wordt de darm-brein-as gekoppeld. Ja, je hoort het goed, darm-brein-as. Onze darmen en onze hersenen staan namelijk in verbinding met elkaar via een grote zenuw – de nervus vagus – en via de uitwisseling van hormonen, neurotransmitters en andere stoffen die langs de darmwand in het bloed terechtkomen en vervolgens via de bloedbaan naar onze hersenen meereizen om daar een impact uit te oefenen op onze gezondheid, ons gedrag….

Zo heeft men bijvoorbeeld vastgesteld dat onze darmen veel meer serotonine produceren dan ons brein. Serotonine is een oppeppende stof.

Is de invloed van onze darmen op ons gemoed groter dan deze van ons brein?

De productie van serotonine en andere stoffen waaronder hormonen en neurotransmitters hangt samen met de micro-organismen die in onze darmen leven.

Je ziet het, via de darm-brein-as oefenen onze darmen  een grote impact op ons uit. Zo zou het kunnen – maar er is meer onderzoek nodig om dit sluitend te staven – dat onze darmflora of ons darmmicrobioom een rol speelt bij autisme, adhd, gevoeligheid voor stress, angst, depressie, onze persoonlijkheid, overgewicht, darmziekten, parkinson, alzheimer…. Hoe dit in elkaar kan zitten lees je in het boek van Sommer.

Hopelijk besef je intussen hoe belangrijk onze darmflora waarschijnlijk wel niet is voor ons fysiek en psychisch welzijn. Maar welke zaken dragen bij aan een gezonde of ongezonde darmflora en dus aan onze algehele gezondheid?

Dat zijn onze genen, omgevingsinvloeden zoals het gegeven of we al dan niet via een keizersnede geboren werden, als baby al dan niet flesvoeding kregen, als kind al dan niet opgroeiden in een leefomgeving met veel dieren en veel andere mensen en planten, al dan niet gezond hebben gegeten, al dan niet frequent zijn blootgesteld aan grote stress, al dan niet grote doses antibiotica of andere medicatie hebben gebruikt, al dan niet last hebben gehad van slaapgebrek…

En wat heeft natuur hier mee te maken?

We beginnen met contact met biodiverse natuur om vervolgens over te gaan naar stress, voeding en (moes)tuinieren.

Een biodiverse omgeving en het (darm)microbioom

De biodiversiteitshypothese stelt dat we door meer contact met natuur te maken een beter microbioom zullen ontwikkelen. Het gevolg zou een betere immuniteit, minder ontstekingen, minder allergieën… kunnen zijn.

Is dit correct? Eerst en vooral, onder contact met biodiverse natuur valt eveneens contact met dieren te verstaan. Dieren en zeker huisdieren kunnen een extra belangrijke rol spelen bij het opbouwen, in stand houden of wijzigen van ons microbioom. Neem nu een huisdier dat binnen met ons samenleeft en vaak de natuur intrekt, dat zal tal van micro-organismen – via onder andere zijn vacht – in onze woning introduceren. Zo ziet men in onderzoek bijvoorbeeld dat de samenstelling van microbiota in het huisstof van mensen die een hond nemen, binnen het jaar, compleet verandert.

We zullen nog beter in contact komen met de micro-organismen, uit de natuur meegenomen, als wij ons huisdier extra veel aaien en knuffelen. Zeker honden met lang haar zouden goede, aaibare, transporteurs zijn van micro-organismen. Niet onlogisch dus dat men heeft vastgesteld dat (langharige) huisdieren en hun baasjes gelijkenissen vertonen in de samenstelling van hun microbioom.

Met andere woorden; het ziet ernaar uit dat de aanwezigheid van huisdieren in positieve zin bijdraagt aan de kolonisatie van het microbioom. Dit vertaalt zich in een betere gezondheid. Kinderen die opgroeien met een hond in huis hebben bijvoorbeeld later een iets kleinere kans op suikerziekte type 1, allergie en astma. Let wel, de hond moet binnen zitten en niet buiten in een hok, want dan profiteer je mogelijk niet van deze gunstige effecten.

Naast honden zou contact met vee goed zijn voor het microbioom. Kinderen die op een boerderij opgroeien ontwikkelen in het eerste jaar sneller een gevarieerde darmflora en hebben minder last van allergieën. Een gevarieerdere darmflora levert een gezondheidsvoordeel op. Een grotere variatie in de darmflora van kinderen van zeven maanden oud wordt bijvoorbeeld in verband gebracht met een lagere kans op astma, voedselallergieën, eczeem, hooikoorts en chronische darmontsteking. Dus vroege blootstelling aan honden en een veestapel is een voordeel, aldus Sommer.

Goed dit zijn onderzoeken naar honden en vee, maar hoe zit het met onderzoeken naar contact met biodiverse natuur an sich?

Blootstelling aan biodiverse natuurlijke omgevingen wordt als een interventie gezien om het menselijk microbioom te verrijken en daardoor het immuunsysteem te reguleren en de mens te beschermen tegen allerlei allergieën, ontstekingsziekten, mentale problemen…

In het kader van het belang van biodiversiteit voor de gezondheid wordt het behoud en de herintroductie van natuurlijke omgevingen in een stedelijke context als cruciaal gezien om een tegengewicht te bieden voor de negatieve impact van urbanisatie op de gezondheid van de mens. Dit via het pad van de impact van micro-organismen uit de omgeving op het microbioom van de mens.

Ook de WHO beschouwt biodiverse natuur als een middel om het microbioom en bijgevolg de gezondheid van de mens te verbeteren.

Als je dit leest klinkt het aannemelijk dat onderzoeken aan het licht zullen brengen dat contact met biodiverse natuur een voordeel zal opleveren voor ons microbioom en onze gezondheid. Wordt deze verwachting ingelost?

Een biodiverse omgeving met een positieve impact op het microbioom – in de zin van het verrijken van het microbioom – zou vooral bij kinderen gezondheidsvoordelen opleveren.

Tot nu toe zijn er echter nog niet zoveel studies die de impact van biodiversiteit op de gezondheid van kinderen getest hebben, laat staan op het darmmicrobioom.

Ik bespreek eerst enkele studies naar de impact van natuur op het huidmicrobioom van kinderen en jongeren en ga daarna over naar een studie die de impact nagaat op het darmmicrobioom van zuigelingen.

In een eerste studie van Hanski et al. uit 2012, zag men dat de huid van jongeren, die last hadden van allergieën, door minder soorten bacteriën bevolkt was dan de huid van jongeren zonder allergieën. Daarnaast leefden de jongeren met allergieën in een minder biodiverse omgeving – in de zin van een omgeving met minder plantensoorten rondom hun woning – dan de jongeren zonder allergieën.

Een ander onderzoek van Ruokolainen et al. uit 2015, dat werd uitgevoerd op meer dan duizend kinderen en jongeren, toont aan dat meer groen, in de zin van bos en landbouwgebied rondom 2 tot 5 km van de woning, geassocieerd is met minder allergieën. Men zag bovendien dat er minder Proteobacteriën op de huid van de kinderen en jongeren zaten naargelang ze meer in een bebouwde omgeving woonden.

Hier stop het niet, nog een onderzoek van Ruokolainen en zijn collega’s uitgevoerd op kinderen die leefden in Fins en Russisch Karelië komt met gelijkaardige bevindingen.

Belangrijk om mee te geven is dat de streek van Karelië na WO II werd opgedeeld in een Russisch en een Fins gebied. De mensen in het Russische gedeelte bleven meer landelijk leven, die in het Finse gebied verstedelijkten meer.

Onderzoekers bestudeerden tussen 2003 en 2013 de ontwikkeling van allergieën en de microbiële flora van de huid en het neusslijmvlies bij 7-11 jarigen tot aan de adolescentie uit het Russische en het Finse gedeelte.

Astma, eczeem, hooikoorts en rhinitis kwamen drie- tot tienmaal vaker voor bij de Finse kinderen en hooikoorts en gevoeligheid voor pinda’s kwam bijna niet voor bij de Russische kinderen. Ook de microbiële flora van bacteriën en schimmels was veel gevarieerder bij de Russische jeugd.

Dat natuur in de leefomgeving het huidmicrobioom van kinderen verrijkt, toont ook een studie van Lehtimäki et al. uit 2018 aan. De variatie van het huidmicrobioom van kleine kinderen die in een dagopvang zaten met veel natuur was in deze studie groter dan dat van kinderen die in een dagopvang zaten in het centrum van een stad waar amper natuur te vinden was.

Verder is er nog een studie van, jawel alweer, Ruokolainen en zijn kompanen uit 2020, ditmaal bij baby’s. Die laat zien dat, hoe meer bos en akkers in het leefgebied van kinderen van zes maanden oud er is, hoe groter de aanwezigheid van Proteobacteriën en Acinetobacteriën op de huid en in de neus van deze kleine kinderen blijkt.

Je ziet het, onderzoek laat zien dat onze leefomgeving een impact kan uitoefenen op ons microbioom. Het lijkt er stellig op dat een meer verstedelijkte leefomgeving minder gunstig is voor ons microbioom dan een meer natuurlijke leefomgeving. Meer onderzoek is echter nodig. Temeer omdat sommige studies een omgekeerd verband aantonen. Zo ontdekte een onderzoek van Lehtimäki et al. uit 2017 juist minder microbiële diversiteit op de huid bij jongeren uit landelijke dan bij jongeren uit rurale gebieden.  

Voilà, en nu nog een studie specifiek naar het darmmicrobioom. Het betreft er eentje van Nielsen et al. uit 2020. Die laat zien dat wonen vlakbij een stukje natuur in de stad een impact heeft op diversiteit en samenstelling van het darmmicrobioom bij zuigelingen. Meer specifiek vertonen de darmen van zuigelingen van vier maanden, tegen de verwachting in, net minder diversiteit qua bacteriën wanneer zij worden blootgesteld aan natuur binnen vijfhonderd meter van hun woonplaats. Let wel, het ging hier enkel over baby’s die uitsluitend flesvoeding en geen borstvoeding kregen en bovendien over een huisdier beschikten. Bij zuigelingen die alleen flesvoeding kregen en geen huisdier hadden was dit minder gevarieerd darmmicrobioom na blootstelling aan natuur niet te zien. Blootstelling aan huisdieren en natuur heeft volgens deze onderzoekers dus een invloed op de samenstelling van het darmmicrobioom. Of dit in positieve of negatieve zin is laat ik in het midden.

Om een lang verhaal kort te maken; de studies naar het effect van biodiverse natuur op het microbioom van kinderen en jongeren zijn nog niet eenduidig, al zijn er wel aanwijzingen dat blootstelling aan biodiverse natuur gunstig is voor hun huidmicrobioom.

Chronische stress en het darmmicrobioom

Stress en zeker chronische stress kan het darmmicrobioom beïnvloeden.

Mensen die dingen hebben meegemaakt, die een diepe impact nalieten en dus chronische stress teweegbrachten, zoals een ontslag, relatiebreuk, ziekte of dood van een geliefde, vertonen in onderzoek een verandering in hun darmflora. Een verandering in de zin dat zij relatief minder Firmicutes soorten en meer Bacteroides soorten in hun darm hebben. Deze lage Firmicutes/Bacteroides verhouding wordt, zo lees je in het boek van Sommer, mogelijk geassocieerd met een actiever immuunsysteem. Iets wat negatief is voor onze gezondheid en kan gekoppeld worden aan chronische stress.

De negatieve impact van veel stress zoals bij fysiek, psychisch of seksueel trauma is het meest nefast tijdens de kinderjaren. Zo hebben kinderen die thuis veel stress ervaren een andere darmflora dan kinderen die thuis profiteren van een veilig rustig nest.

Kinderen, met thuis veel stress, hadden in onderzoek bijvoorbeeld minder Bacteroides fragilis in hun darmflora. Dat is een bewoner die wij allemaal sowieso in onze darmen hebben, maar in geringe mate (Sommer spreekt van 0,5%). Toch hebben kinderen die veel stress ervaren deze bewoner dus in nog geringere mate in hun darmen.

Dat hij weinig voorkomt maakt hem echter niet minder belangrijk. Hij gebruikt zuurstof die eventueel in de darm zit. Dat is een goede zaak voor bacteriën die daar enkel zonder zuurstof kunnen overleven. Hun overlevingskans vergroot namelijk met Bacteroides fragilis in de nabijheid. Het gaat dan bijvoorbeeld over Faecalibacterium prausnitzii. Een in Sommers woorden ‘toffe gast’ die veel boterzuur produceert. Een stofje waar de darm en veel andere organen zoals het brein baat bij hebben.

Daarnaast kan minder Bacteroides fragilis in de darm leiden tot meer agressief en impulsief gedrag. Hoe? Wel, deze bacterie maakt de remmende boodschapperstof GABA aan. Vandaar dat minder van deze bacterie, minder GABA betekent en minder GABA meer agressief en impulsief gedrag tot gevolg heeft.

Op deze manier kan een stressvolle gebeurtenis of een jeugdtrauma – via de stress die het veroorzaakt en de impact die deze stress op de darmflora uitoefent – het vaak agressieve, impulsieve gedrag op latere leeftijd beïnvloeden en (gedeeltelijk) verklaren.

De darmflora reageert dus op stress, maar kan het ook omgekeerd? Kan de darmflora mee bepalen hoe je op stress reageert en hoe goed je met stress kan omgaan?  Waarschijnlijk wel.

Even ter zijde, maar misschien ligt hier voor een stuk een antwoord op de vraag waarom natuur ervoor zorgt dat we beter kunnen omgaan met stressvolle levensgebeurtenissen zoals een scheiding, dood of ontslag (mensen in een groene leefomgeving zouden beter met dergelijke ingrijpende levensgebeurtenissen kunnen omgaan). Mogelijks gaat dit via het pad van een gevarieerdere en gezondere darmflora door meer contact met natuur. Dit pad is dan uiteraard wel een traag pad of een traag proces in de manier waarop natuur tot betere coping met stress zou kunnen leiden. Het snelle pad of het snellere proces gaat dan nog altijd via het autonoom zenuwstelsel en dan meer bepaald via stimulatie van het parasympatische zenuwstelsel of van de (ventrale) nervus vagus.

Goed, nu wil ik jullie laten inzien dat het ernaar uitziet dat de darmflora mede verantwoordelijk is voor hoe goed we stress kunnen opvangen.

In een experiment met muizen ontdekte men dat de darmflora mee kan bepalen of muizen veel of weinig last hebben van aanhoudende sociale stress.

Muizen met veel van een bepaalde darmbacterie genaamd Lactobacillus johnsonii trokken zich minder terug, hadden meer sociaal contact en bleven geïnteresseerd in iets lekkers. Dit in tegenstelling tot muizen met weinig van deze bacterie; zij waren angstiger, meer teruggetrokken en konden minder genieten van leuke dingen.

Bovendien kon L. johnsonii ervoor zorgen dat stress minder een immuunreactie uitlokte. Iets wat anders negatieve gevolgen kan hebben tot in het brein. 

Van muizen naar mensen; mensen die aan depressie lijden – wat te maken kan hebben met een immuunreactie tengevolgen van stress – hebben minder L. Johnsonii in hun darm. Verbaasd dit na het lezen van het vorige stukje?

Uiteraard zullen er naast L. Johnsonii nog andere bacteriën en vermoedelijk ook schimmels en gisten een rol spelen bij het al dan niet optreden van een immuunreactie op stress.

Voeding en het darmmicrobioom

Probiotica en voeding kan het negatieve effect van stress op de darmflora en de bijbehorende gedragsveranderingen vermoedelijk verminderen.

Bij de muizen die door stress een lage Firmicutes/Bacteroides verhouding hadden, kreeg de darmflora een boost door het eten van visolie. Maar evengoed polyfenolen – kleurstoffen uit groenten en bonen met een antioxidatieve werking – deden hun job. De darmflora van muizen, met extra polyfenolen in hun voeding, herstelde. Bovendien maakten zij na het eten van de polyfenolen minder van het stresshormoon cortisol aan en vertoonden zij een geringer angstig gedrag.

Eveneens prebiotica, in de zin van vezelpreparaten, maakten muizen die onder stress stonden rustiger. Dus veel verse groenten en bonen eten zou mogelijks beschermend werken tegen de negatieve gevolgen van stress.

Maar niet alleen op stress, evengoed op tal van andere zaken zoals ons gemoed en ons gedrag – zo lees je in het boek – zou voeding, via de impact die het uitoefent op het microbioom, mogelijks een effect kunnen hebben.

Niet onlogisch als je beseft dat ook groenten en fruit zoals een aarbeiplantje of een slaplantje hun eigen bacteriën met zich meedragen (zij hebben hun eigen microbioom genaamd fytobioom). Als je dus groenten en fruit eet, dan kunnen deze groenten en fruit-bacteriën helpen bij het koloniseren van het darmkanaal, zeker bij kleine kinderen. Volgens Sommer lijkt het aannemelijk dat onbespoten groenten en fruit uit eigen tuin of van de biologische oorsprong die functie beter vervullen dan bespoten groenten en fruit uit de reguliere fruit- en groenteteelt.

Men heeft in onderzoek inderdaad gezien dat dieet een belangrijke omgevingsfactor is die de microbiële samenstelling van de darm beïnvloedt. Voedingsmiddelen zoals fruit, groenten, volle granen, noten en peulvruchten bevatten namelijk voedingsvezels die een bron van voedsel betekenen voor de micro-organismen die in onze darmen leven. Zonder deze voedingsmiddelen overleven bepaalde goede bacteriën niet daarbeneden. Niet voor niets houdt een grotere inname van planten, waaronder fruit en groenten, verband met een grotere diversiteit aan darmmicrobiota. Niet-geïndustrialiseerde samenlevingen met een traditionele levensstijl hebben bijvoorbeeld meer darmbacteriën met een grotere capaciteit om complexe koolhydraten te fermenteren in vergelijking met mensen uit de westerse industrielanden. Verschillen in voeding tussen deze groepen dragen waarschijnlijk bij aan deze verschillen in darmflora. Vermoedelijk omdat traditionele gemeenschappen onder andere grotere hoeveelheden vezels consumeren dan stadsbewoners.

Wat heeft dit alles nog concreet met het thema natuur en gezondheid te maken? Wel, men heeft gezien dat contact maken met natuur in de zin van tuinieren of moestuinieren ervoor kan zorgen dat we gezonder gaan eten in de zin van meer groenten en fruit en dus meer vezels en polyfenolen. En zo maak ik de brug naar het laatste onderdeeltje over tuinieren, bodembacteriën, voeding en het darmmicrobioom

Tuinieren, bodembacteriën, voeding en het darmmicrobioom

Mensen evolueerden samen met micro-organismen uit de omgeving onder andere door blootstelling aan de bodem.

Vanuit een historische context hebben mensen altijd contact gehad met de bodem, eerst als jager-verzamelaars en later als landbouwers. De bodem waarvan men ondertussen weet dat deze een enorm rijke schat aan micro-organismen bevat.

In onze westerse verstedelijkte hoogtechnologische wereld is dit contact met de bodem zo goed als verloren gegaan. De voornaamste manier waarop mensen in onze maatschappij nog contact maken met de bodem is misschien wel via tuinieren.

Niet onbelangrijk als het gaat over het darmmicrobioom, want uit onderzoek bij dieren blijkt dat micro-organismen uit de bodem kunnen worden overgedragen naar de darm. Zou dit ook bij tuiniers het geval zijn? En nu we het toch over tuiniers hebben, zou de hogere productie van vezelrijk voedsel – die men bekomt via het tuinieren – een weerslag hebben op het dieet en op het darmmicrobioom van tuiniers? Het antwoord op al deze vragen is, ja.

Dat blijkt uit een studie die een fecaal monster, een bodemmonster en een vragenlijst over de voedingsgeschiedenis van een aantal tuiniersfamilies met niet-tuinierende controle families vergelijkt. Alle deelnemers verstrekten, zowel vóór het tuinseizoen (april) als tijdens de piek van het tuinseizoen (augustus), fecale- en bodemmonsters en een vragenlijst over voedingsgewoonten. Wat zag men? De tuiniersfamilies hadden in het hoogseizoen een grotere inname van vezels en een gevarieerder darmmicrobioom waaronder meer vezelfermenterende bacteriën dan families uit de controlegroep. Microben uit de bodem waren verder terug te vinden in de fecale monsters van tuiniers en de samenstelling van fecale monster van de tuiniers veranderde gedurende het tuinseizoen.

De darmflora of het darmmicrobioom van tuiniers verschilt blijkbaar van dat van niet-tuiniers. Aanvullend onderzoek is echter nodig om te bepalen of de veranderingen die door het tuinieren in het darmmicrobioom worden veroorzaakt, daadwerkelijk bijdragen aan de menselijke gezondheid.

Bij muizen heeft men in elk geval reeds ontdekt dat blootstelling aan grond, huisstof en rottend plantaardig materiaal meer microbiële diversiteit in de darmen teweegbrengt met lagere serum-IgE-concentraties tot gevolg, wat weer wijst op een verminderde auto-immuunrespons. Met dit in het achterhoofd is de kans groot dat het gevarieerdere darmmicrobioom ook bij tuiniers een positieve impact zal uitoefenen op de gezondheid.

Zo en nu zijn we aan het einde gekomen. Goesting om het boek van Sommer te lezen?

  • Iris Sommer. De bacterie en het brein. De invloed van je darmflora op de gezondheid van je hersenen. Atlas Contact, 2023
  • Pantazi A.C., Mihai C.M., Balasa A. L., Chisnoiu T., Lupu A., Frecus C. E., Mihai L., Ungureanu A., Kassim Kassim M. A., Andrusca A., Nicolae M., Cuzic V., Lupu V. V., Cambrea S. C. Relationship between gut microbiota and allergies in children: a literature review. Nutrients 2023; 15(11):2529
  • Tun H.M., Konya T., Takaro T.K., Brook J.R., Chari R., Field C.J, Guttman D.S., Becker A.B., Mandhane P.J., Turvey S.E., Subbarao P., Sears M.S., Scott J.A., Kozyrskyj. A.L., & the child study investigators. Exposure to household furry pets influences the gut microbiota of infants at 3-4 months following various birth scenarios. Microbiome 5 (40), 2017
  • Marrs T., Logan K., Craven J., Radulovic S., McLean W H A I. Lack G., Flohr C., Perkin M.R., EAT Study Team. Dog ownership at three months of age is associated with protection against food allergy. Allergy 2019;74(11):2212-2219
  • Gensollen T, Iyer S.S., Kasper D.L., Blumberg R.S. How colonization by microbiota in early life shapes the immune system. Science. April 2016;29;352(6285):539-44
  • Sitarik A., Havstad S., Levin A., Lynch S., Fujimura K., Ownby D., Johnson C., Wegienka G., Dog introduction alters the home dust microbiota.  Indoor Air. 2018; 28(4):539-547
  • Hanski I., von Hertzen L., Fyhrquist N, Koskinen K., Torppa T., Laatikainen P., Karsisola P., Auvinen P., Paulin L., Mäkelä M.J.; Vartiainen E., Kosunen T.U., Alenius H., Haahtel T. Environmental biodiversity, human microbiota and allergy are interrelated. Proc. Natl. Acad. Sci., 109(2012), pp. 8334-8339
  • Ruokolainen L., von Hertzen L. Fyhrquist N., Laatikainen T., Lehtomäki J., Auvinen P., Karvonen A.M., Hyvärinen A., Tillmann V., Niemelä O., Knip M., Haahtela T., Pekkanen J., Hanski I. Green areas around homes reduce atopic sensitization in children. Allergy, 70 (2015), pp. 195-202
  • Rukolainen L, Paalanen L, Karkman A, Laatikainen T, von Hertzen L, Vlasoff T, et al. Significant disparities in allergy prevalence and microbiota between the young people in Finnish and Russian Karelia. Clinical & Experimental Allergy, 2017 (47) 665-674
  • Lethimäki J., Laatikainen T., Karkman A., von Hertzen L., Haahtela T., Hanski I., Ruokolainen L.
  • Nature-oriented daycare diversifies skin microbiota in children – No robust association with allergies. Pediatr. Allergy Immunol., 29 (2018), pp. 318-321
  • Ruokolainen L., Parkkola A., Karkman A., Sinkko H., Peet A., Hämäläinen A.M., von Hertzen L., Tillmann V., Koski K., Virtanen S.M., Niemelä O., Haahtela T., Knip M.
  • Contrasting microbiotas between Finnish and Estonian infants: exposure to acinetobacter may contribute to allergy gap.
  • Allergy Eur. J. Allergy Clin. Immunol, 1-10(2020)
  • Lethimäki J., Karkmann A., Laatikainen L., Paalanen L., von Hertzen L., Haahtela T., Hanski I., Ruokolainen L. Patterns in the skin microbiota differ in children and teenagers between rural and urban environments. Sci Rep., 7(2017), p.45651
  • Nielsen C.C, Gascon M., Osornio-Vargas A.R., Shier C., Guttman D.S., Becker A.B. , Azad M.B., Sears M.R., Lefebvre D.L. ,  Moraes T.J., Turvey S.E., Subbarao P., Takaro T.K., Brook  J.R., Scott J.A., Mandhane  P.J., Tun H.M., Kozyrsky A.L. Natural environments in the urban context and gut microbiota in infants. Environment International 142 (2020) 105881
  • Bharwani A., et al. Structural & functional consequences of chronic psychological stress on the microbiome & host. Psychoneuroendocrinology. Januari 2016;63:217-27.
  • Hantsoo L., Zemel B.S. Stress gets into the belly: Early life stress and the gut microbiome. Behavioural Brain Research , september 2021;414:113474
  • Nishida K. Et al. Health benefits of Lactobacillus gasseri CP2305 Tablets in young Adults Exposed to Chronic Stress: A Randomized, Double-Blind, Placebo-Controlled Study. Nutrients  augustus 2019 ; 11(8):1859
  • Takada M., et al. Probiotic Lactobacillus casei strain Shirota relieves stress – associated symptoms by modulating the gut-brain interaction in human and animal models. Neurogastroenterology & Motility, juli 2016; 28(7):1027-36
  • Zhu, Xiaolei, et al. Dectin-1 signaling on colonic T cells promotes psychosocial stress responses. Nature Immunology 2023.1529-2916
  • Brown M.D., Shinn L.M., Reeser G., Browning M., Schwingel A., Khan N.A., Holscher H.D. Fecal and soil microbiota composition of gardening and non-gardening families. Scientific Reports, 2022; 12:1595