Natuur en tuinieren als tegenwicht voor sociale druk en de blik van de Ander

Claude Monet “Woman in the Garden” (1867), bron Wikimedia Commons

In onze samenleving ervaren steeds meer mensen psychische overbelasting: stress, angst, burn-out, depressie… Deze klachten ontstaan niet alleen vanuit interne gedachten en zelfkritiek, maar ook door externe sociale druk – de constante ‘blik van de Ander’. Psychologisch gezien kan dit leiden tot een vorm van zelfvervreemding: we observeren onszelf als een buitenstaander, gericht op hoe we overkomen en of we wel voldoen aan verwachtingen van succes, sterkte of aantrekkelijkheid van “de Ander”. Dit kan een mentale gevangenis creëren van piekeren, angst, stress en uitputting, waarbij het directe contact met ons eigen gevoel soms verloren gaat.

Tuinieren kan eventueel mee helpen om dit tegen te gaan. In de natuur ontbreekt namelijk sociale vergelijking en de blik van “de Ander”: planten groeien bijvoorbeeld op hun eigen ritme, zonder prestatiedruk of zich iets aan te trekken van het oordeel van “de Ander”.

Onderzoek toont daarnaast aan dat tuinieren angst en stress kan verminderen door onder andere het parasympathische zenuwstelsel te activeren en het cortisol gehalte te verlagen en dat tuinieren een gevoel van autonomie en betekenis kan helpen te herstellen. Het verschuift de focus van hoofd naar handen: fysieke handelingen zoals graven en water geven creëren mentale ruimte, zonder haast of resultaatverwachting. Mislukkingen – een verdorde plant – worden onderdeel van een natuurlijke cyclus, wat bijvoorbeeld zelfcompassie en geduld bevordert.

De tuin is een oordeelloze ruimte waar je mag bestaan zonder bewijs. Hier leer je grenzen stellen (onkruid verwijderen), tederheid oefenen (planten verzorgen) en afstand nemen van de publieke opinie. Het herstelt verbinding met jezelf, vermindert afhankelijkheid van externe goedkeuring en voorkomt verveling of piekeren door fysieke, cyclische activiteit. Onder andere in therapie, onderwijs en herstelzorg blijkt tuinieren effectief om bijvoorbeeld te gronden, te vertragen, waar te nemen, zelfvertrouwen te creëren en te verbinden.

In het hoofdstuk “bewerk je eigen tuin” uit het boek van Alain de Botton “Een therapeutische reis. De kunst van het helen.” komt een heel mooi fragment uit de roman “Candide” van Voltaire aan bod. In dit fragment dient het bewerken van de tuin als metafoor om aan te tonen dat we om gelukkig te zijn misschien wat minder rekening moeten houden met “de Ander”.

Alain de Botton zegt er in zijn boek het volgende over: “De roman “Candide” van Voltaire eindigt met het volgende: Candide en zijn vrienden zijn de wereld rondgereisd en hebben op deze reis enorm veel gruwelijkheden meegemaakt en gezien zoals vervolging, schipbreuk, verkrachtingen, honger, ziekte… Nadat ze dit alles hebben doorstaan komen ze aan in Turkije waar ze op een boerderijtje gaan wonen niet zo ver van de stad Constantinopel. Op een dag horen ze dat de moefti en enkele van zijn medewerkers aan het hof zijn vermoord. Dit maakt mensen bang, maar niet de oude man die Candide en zijn vrienden Pangloss en Martin tegenkomen in de buurt van hun boerderij. Hij zit op zijn gemak in de schaduw van een sinaasappelboom aan zijn huis.”

“Pangloss; die even nieuwsgierig was al praatziek, vroeg hem hoe de moefti heette die gewurgd was. “Dat weet ik niet”, antwoordde de oude man. “Ik heb nog nooit van ook maar één moefti of vizier de naam gekend. Ik heb geen idee over welk voorval u het heeft. Ik neem aan dat degenen die hun neus in politiek steken soms ellendig aan hun eind komen en dat dit hun verdiende loon is. Maar ik vraag nooit wat er gebeurt in Constantinopel. Naar die stad stuur ik de vruchten die ik in mijn tuin verbouw, en dat vind ik genoeg.” Na deze woorden noodde hij de vreemdelingen binnen te komen. Zijn twee dochters en zijn beide zoons boden hun allerlei eigengemaakte sorbets aan, limonade met sukade, sinaasappels, citroenen, limoenen, ananas, pistaches en mokkakoffie (…). Daarna parfumeerden de twee dochters van de goede moslim de baarden van Candide, Pangloss en Martin. “U heeft zeker een groot en heerlijk landgoed?” vroeg Candide aan de Turk. “Niet meer dan acht hectaren,” antwoordde deze. “Ik bewerk de grond samen met mijn kinderen. Door het werk houden wij ons drie grote rampen van het lijf, de verveling, de ondeugd en de honger.” Toen Candide naar zijn boerderij terugliep, dacht hij diep na over de woorden van de Turk. “Volgens mij,” zei hij tegen Pangloss en Martin, “is het leven dat die goede grijsaard leidt te verkiezen boven dat van de zes koningen met wie wij de eer hadden te dineren (…). Ik weet ook, “zei Candide,“ dat wij onze tuin moeten bewerken.”

Voltaire reageerde op dit fragment met de uitspraak: “Il faut cultiver notre jardin (we moeten onze tuin bewerken). Wat bedoelde Voltaire hiermee in de context van bovenstaand verhaal? Dat we een bepaalde afstand moeten bewaren tussen onszelf en onze buitenwereld of “de Ander”? Dat te opgeslorpt worden door politiek, de publieke opinie… leidt tot irritaties, ellende, angst… Dat we onze persoonlijke situatie of geluk niet compleet moeten laten afhangen van ” de Ander”?

Ik denk dat we uit dit fragment kunnen leren dat we moeten leren om ook, op een gezonde manier, met onszelf bezig te zijn en niet te veel of alleen maar met de mening, zorgen… van “de Ander” (wat uiteraard niet wil zeggen dat we geen compassie en medeleven meer mogen vertonen met “de Ander”). Dat we best fysiek bezig blijven zodat we uit ons hoofd kunnen komen en ons niet compleet overgeven aan piekeren, angsten, zorgen over wat “de Ander” van ons denkt. Een project zoals een tuin om te onderhouden, niet te groot, zorgt ervoor dat we ’s nachts moe en voldaan in slaap kunnen vallen. We kunnen ons zo op iets concentreren dat buiten ons hoofd ligt en moeten ons niet constant bezighouden met wat er in de buitenwereld, buiten dat stukje tuin, gebeurt. Escapisme? Nee, zelfzorg als je het mij vraagt.

Tuinieren herinnert ons eraan dat: bestaan genoeg is, zonder de noodzaak om te presteren voor anderen.

Oefening: “Vrij zijn zonder publiek”

Een eenvoudige oefening om meer vrijheid te ervaren en jezelf los te maken van oordelen van anderen.

Doel: contact maken met je eigen ervaring – zonder de filter van hoe je denkt dat anderen je zien.

Locatie: bij voorkeur buiten in een tuin, park of stuk natuur, maar kan ook binnenshuis met een plant.

Stap 1: Kies een plek. Zoek een plek waar je even alleen kunt zijn, of waar je niet het gevoel hebt dat je bekeken wordt. Dat kan zijn: je tuin of balkon, een rustige plek in het park, een kamer met een plant of natuurlijke objecten.

Stap 2: Doe iets eenvoudigs, zonder doel. Kies een kleine handeling die “nutteloos” mag zijn zoals; veeg een paadje schoon, geef een plant water, verwijder wat onkruid, kijk naar een boom. Laat los dat het iets moet opleveren. Probeer het niet “goed” te doen. Doe het gewoon.

Stap 3: Stel jezelf deze vragen tijdens of na de handeling: Als niemand dit ziet, doe ik het dan anders? Als ik dit alleen voor mezelf doe, hoe voelt dat? Voelt het ongemakkelijk om iets te doen zonder applaus, zonder oordeel? Kan ik dit moment gebruiken om mezelf toestemming te geven: om niets te hoeven zijn?

Stap 4: Afronding. Zeg (in jezelf of hardop): “Ik mag er zijn, ook als niemand kijkt. Ik mag bewegen, voelen, leven – zonder bewijs.” Laat dat even bezinken. Het is geen magische formule, maar mogelijks een kleine verschuiving. Herhaal het regelmatig, vooral op momenten dat je de druk van buitenaf voelt toenemen.

Suggestie voor mocht je dit willen integreren als terugkerende oefening (dagelijks of wekelijks). Kies één moment per week om iets te doen in de natuur of tuin zonder doel of publiek. Gebruik dat moment om te oefenen in vrijheid: niet werken aan jezelf, maar gewoon zijn. Na verloop van tijd zul je merken dat de ervaring zich meeneemt in je dagelijks leven: dat je iets meer ruimte voelt, iets meer lucht, iets minder kramp om te “voldoen” in de ogen van een ander.

Reflectievragen: over vrijheid en de blik van de ander

Deze vragen nodigen je uit om stil te staan bij je eigen patronen van denken en voelen. Je hoeft niets “goed” te doen. Het gaat niet om de juiste antwoorden, maar om eerlijkheid tegenover jezelf. Je kunt ze opschrijven, overdenken tijdens een wandeling of bespreken met iemand die je vertrouwt.

  1. De blik van de ander: In hoeverre leef ik met het gevoel dat ik “bekeken” word? Waar in mijn leven voel ik de druk om te voldoen? (bijv. werk, familie, uiterlijk, gedrag, prestaties…) Wat gebeurt er met mij als ik het gevoel heb dat iemand mij afkeurt? Wat denk of voel ik dan?
  2. Zelfbeeld en vrijheid: Wat zou er anders zijn als ik me minder aantrok van wat anderen van mij vinden? Wat zou ik doen, laten of durven als ik helemaal vrij was van oordeel? Wie ben ik als er even niemand kijkt, ben ik dan anders?
  3. De natuur als spiegel: Hoe voel ik me in de natuur, of tijdens tuinieren? Wat verandert er in mij? Herken ik het verschil tussen moeten presteren en gewoon aanwezig zijn? Zijn er momenten in mijn leven waarin ik me vrij voelde zoals een boom groeit – op mijn eigen tempo, zonder vergelijking?

Referentie: Alain de Botton: “Een therapeutische reis. De kunst van het helen.”, The school of life.