Op basis van de literatuur die ik erop nalas voor het tweede boek uit de reeks ‘Over Groen & Gezondheid’, ziet het er naar uit dat zaken zoals de dichtheid van het struikgewas en de mate van de aanwezigheid van een menselijke zorgende hand, een belangrijke rol spelen in de mate waarin een bos gunstig is voor onze gezondheid. In dit artikel zal ik het evenwel niet hebben over dergelijke structurele verschillen. De bespreking hiervan komt immers reeds uitgebreid aan bod in ons tweede boek. Eerder zal het in dit artikel gaan over het onderscheid dat er bestaat tussen verschillende soorten bossen, de aanwezigheid van fytonciden en micro-organismen en de mogelijke gevolgen daarvan.
Wat we al zeker in ons achterhoofd moeten houden is dat er, bij de Japanse onderzoeken naar het gunstig effect van Shinrin-Yoku, uitgegaan wordt van een Japanse context. Wel, Japan is België niet. Neem nu het klimaat en de andere omgevingsfactoren; deze zijn bij ons totaal anders. Daardoor wijkt de beplanting in onze bossen zeer sterk af van deze uit Japan. We kunnen spreken van een heel ander ecosysteem met andere variabelen en variatie aan plantensoorten. En andere beplanting betekent andere micro-organismen in de lucht en in de grond en andere plantaardige chemicaliën of fytonciden in de omgeving. Gevolg is dat we in een inheems loofbos bijvoorbeeld in contact komen met niet Japanse bodembacterïen en dat we er andere samenstellingen van fytonciden inademen dan in een oosters naaldbos. Belangrijk, want volgens mij zullen, net zoals dat met verschillende soorten van medicatie het geval is, niet identieke types van micro-organismen en fytonciden wellicht andere effecten op ons lichaam en onze geest uitoefenen. Daarom is er meer onderzoek nodig naar welke bomen welke fytonciden afgeven, naar welke plantgemeenschappen welke bodembacterïen herbergen en naar welke effecten bepaalde types bodembacterïen en welbepaalde fytonciden juist op onze gezondheid uitoefenen. Zolang we niet over deze kennis beschikken weten we onvoldoende welke bomen en welke plantengemeenschappen het meest gunstig zijn voor onze gezondheid in het algemeen en voor specifieke kwalen in het bijzonder. Want we mogen niet vergeten dat dit perfect mogelijk is; namelijk dat we voor een specifiek probleem het best een specifieke plant opzoeken om alzo te profiteren van de bacteriën die rondom deze plant leven, alsook van de fytonciden of plantaardige chemicaliën die hij afscheidt.
In de bekende Japanse onderzoeken naar het bosbaden haalt men meermaals het gunstige effect aan van het inademen van fytonciden op het vermeerderen en actiever maken van een soort van witte bloedcellen, de Natural Killer Cells en een soort van anti-kanker proteïnen (lees hier ons artikel over Shinrin-Yoku en immuniteit). Het ging in deze onderzoeken, als ik me goed herinner, echter enkel en alleen over het inademen van de fytonciden die voorkomen in Japanse bossen en dan vooral deze met de Hinoki cypress. De Hinoki is een boom die veelvuldig te vinden is in de Japanse wouden; maar voor zover ik het weet bij ons, in het Westen, niet als inheemse soort in het wild groeit (mocht ik de bal hier misslaan verbeter mij dan gerust, ik ben geen bioloog). Je vraagt je dan af, wat doen inheemse, autochtone bomen, die veel in onze bossen voorkomen, zoals eiken (Quercus) en beuken (Fagus) met onze gezondheid. Scheiden zij bijvoorbeeld gelijkaardige heilzame fytonciden uit zoals de Hinoki? Sommige inheemse bomen verspreiden fytonciden, maar naar wat daarover tot nog toe geweten is, in andere concentraties. Bovendien gaat het over een verschillende chemische samenstelling dan bij Hinoki cypressen. Het zouden, volgens onderzoeken, trouwens vooral de groenblijvers, en veel minder de bladverliezers, zijn die de meest gezondheid bevorderende fytonciden verspreiden. Gaan we ervan uit dat dit correct is, dan wilt dat zeggen dat we bijvoorbeeld minder fytonciden zullen inademen in een beukenbos dan in een dennenbos. Om nog maar te zwijgen van het feit dat het dus over fytonciden met mogelijk totaal andere chemische samenstellingen zal gaan. Fytonciden die logischerwijs een andere impact op onze gezondheid zullen hebben.
In verband met het gunstige effect van fytonciden op onze weerstand zegt Peter Wohlleben in zijn laatste boek De geheime band tussen mens en natuur trouwens het volgende: “In het bos verhoogt onze weerstand. Al in 1956 is door bioloog Boris Tonkin aangetoond dat naaldbomen hun omgeving desinfecteren. In de omgeving van jonge dennen was de lucht bijna kiemvrij door de fytonciden; plantaardige antibiotica die de bomen afscheiden. Dit komt omdat coniferen of naaldbomen schimmelsporen in de lucht te snel af willen zijn. Zij treden op tegen de aanvallen of tegen de schimmel, nog voor hij geland is. Loofbomen gaan anders om met schimmelsporen.” In dit kader wijst Peter Wohlleben er eveneens op dat het dus best mogelijk is dat loofbossen en ander effect op ons hebben dan naaldbossen.
Daarenboven blijkt er een verschil in de concentratie aan fytonciden te bestaan tussen de seizoenen. In de zomer ziet het er naar uit dat de concentratie op de meeste plaatsen het hoogst is. De meteorologische variabelen, temperatuur en vochtigheid, zouden een grote impact uit oefenen op de concentratie fytonciden in de lucht. Hieruit volgt dat niet alleen een bosbad in een beukenbos naar alle waarschijnlijkheid een ander effect zal bewerkstelligen dan een bosbad in een naaldbos, maar dat evengoed het seizoen en de weersomstandigheden een rol zullen spelen. Dit omdat zowel het soort bomen als de klimatologische omstandigheden belangrijke factoren zijn in relatie tot de concentratie aan fytonciden.
Een ander gunstig effect van bosbaden dat men vaak aanhaalt is het feit dat het bos onze bloeddruk zou doen dalen. Graag stel ik me hierbij toch de vraag of dit in alle bossen het geval is? Zeker wanneer ik het volgende lees in het laatste boek van Peter Wohlleben: “Inheemse bomen doen onze bloeddruk dalen, sparren of dennenplantjes kunnen de bloeddruk doen stijgen. Gestreste coniferen wisselen via chemische boodschappen informatie uit over aanvallen van insecten en over watergebrek en het is mogelijk dat wij dat onbewust waarnemen.” Als dit correct is, dan wil dit zeggen dat wanneer we een bosbad nemen in een coniferenbos, waar de bomen geteisterd worden door droogte en insecten, we hun noodkreten opvangen, wat onze bloeddruk eerder zal doen stijgen dan dalen. Interessant, toch? Studenten en mensen uit de zorgsector vragen me soms ‘Zijn er contra-indicaties van natuur- of bostherapie?’. Wel dit is er mogelijk eentje. Bossen die in doodsnood verkeren zijn waarschijnlijk niet het meest geschikt om therapie in te geven.
Samengevat lijkt het erop dat we alleen al in het kader van het verschil in micro-organismen en fytonciden kunnen stellen dat niet elk bos, in elk seizoen, hetzelfde effect zal uitoefenen op onze gezondheid. Er is meer onderzoek nodig om uitsluitsel te geven over welk bos, op welk moment, voor wie, het meest gunstig zal zijn. Toch moeten we misschien nu al rekening houden met bovenstaande informatie als we een geschikt bos uitkiezen om aan bosbaden of bostherapie te doen en niet zomaar alle bossen over dezelfde kam scheren.
Lee Yong-Ki, Woo Jung-Sik, Choi Si-Rim, Shin Eun-Sang, Comparison of Phytoncide (monoterpene) Concentration by Type of Recreational Forest. Korean Journal of Environmental Health Sciences, 2015, 41(4):241-248
DOI: 10.5668/JEHS.2015.41.4.241
Peter Wohlleben. De geheime band tussen mens en natuur. Lev 2020